vervoeging van de bedrijvende vorm van verslinden | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verslinden | te verslinden | ||||||||
toekomend | zullen verslinden | te zullen verslinden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben verslonden | te hebben verslonden | ||||||||
toekomend | verslonden zullen hebben | verslonden te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
verslindend | verslonden | ev. verslind |
mv. verouderd verslindt |
verslinde | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | verslind | verslindt | verslindt | verslindt | verslindt | verslinden | verslinden | verslinden | |||
verleden (o.v.t.) | verslond | verslond | verslond | verslondt | verslond | verslonden | verslonden | verslonden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verslinden | zult/zal verslinden | zult/zal verslinden | zult verslinden | zal verslinden | zullen verslinden | zullen verslinden | zullen verslinden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verslinden | zou verslinden | zou(dt) verslinden | zoudt verslinden | zou verslinden | zouden verslinden | zouden verslinden | zouden verslinden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb verslonden | hebt verslonden | hebt/heeft verslonden | hebt verslonden | heeft verslonden | hebben verslonden | hebben verslonden | hebben verslonden | |||
verleden (v.v.t.) | had verslonden | had verslonden | had verslonden | hadt verslonden | had verslonden | hadden verslonden | hadden verslonden | hadden verslonden | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verslonden hebben | zal/zult verslonden hebben | zult/zal verslonden hebben | zult verslonden hebben | zal verslonden hebben | zullen verslonden hebben | zullen verslonden hebben | zullen verslonden hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verslonden hebben | zou verslonden hebben | zou/zoudt verslonden hebben | zoudt verslonden hebben | zou verslonden hebben | zouden verslonden hebben | zouden verslonden hebben | zouden verslonden hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm verslonden worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt verslonden | er is verslonden | |||||||||
verleden | er werd verslonden | er was verslonden | |||||||||
toekomend | er zal verslonden worden | er zal verslonden zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou verslonden worden | er zou verslonden zijn | |||||||||
lijdende vorm verslonden worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verslonden worden | verslonden te worden | ||||||||
toekomend | verslonden zullen worden | verslonden te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | verslonden zijn | verslonden te zijn | ||||||||
toekomend | verslonden zullen zijn | verslonden te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word verslonden | wordt verslonden | wordt verslonden | wordt verslonden | wordt verslonden | worden verslonden | worden verslonden | worden verslonden | |||
verleden (o.v.t.) | werd verslonden | werd verslonden | werd verslonden | werdt verslonden | werd verslonden | werden verslonden | werden verslonden | werden verslonden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verslonden worden | zult verslonden worden | zult verslonden worden | zult verslonden worden | zal verslonden worden | zullen verslonden worden | zullen verslonden worden | zullen verslonden worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verslonden worden | zou verslonden worden | zou/zoudt verslonden worden | zoudt verslonden worden | zou verslonden worden | zouden verslonden worden | zouden verslonden worden | zouden verslonden worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben verslonden | bent verslonden | bent/is verslonden | zijt verslonden | is verslonden | zijn verslonden | zijn verslonden | zijn verslonden | |||
verleden (v.v.t.) | was verslonden | was verslonden | was verslonden | waart verslonden | was verslonden | waren verslonden | waren verslonden | waren verslonden | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verslonden zijn | zult verslonden zijn | zult verslonden zijn | zult verslonden zijn | zal verslonden zijn | zullen verslonden zijn | zullen verslonden zijn | zullen verslonden zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verslonden zijn | zou verslonden zijn | zou/zoudt verslonden zijn | zoudt verslonden zijn | zou verslonden zijn | zouden verslonden zijn | zouden verslonden zijn | zouden verslonden zijn |