vervoeging van de bedrijvende vorm van violeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | violeren | te violeren | ||||||||
toekomend | zullen violeren | te zullen violeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gevioleerd | te hebben gevioleerd | ||||||||
toekomend | gevioleerd zullen hebben | gevioleerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
violerend | gevioleerd | ev. violeer |
mv. verouderd violeert |
violere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | violeer | violeert | violeert | violeert | violeert | violeren | violeren | violeren | |||
verleden (o.v.t.) | violeerde | violeerde | violeerde | violeerde | violeerde | violeerden | violeerden | violeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal violeren | zult/zal violeren | zult/zal violeren | zult violeren | zal violeren | zullen violeren | zullen violeren | zullen violeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou violeren | zou violeren | zou(dt) violeren | zoudt violeren | zou violeren | zouden violeren | zouden violeren | zouden violeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gevioleerd | hebt gevioleerd | hebt/heeft gevioleerd | hebt gevioleerd | heeft gevioleerd | hebben gevioleerd | hebben gevioleerd | hebben gevioleerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gevioleerd | had gevioleerd | had gevioleerd | hadt gevioleerd | had gevioleerd | hadden gevioleerd | hadden gevioleerd | hadden gevioleerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gevioleerd hebben | zal/zult gevioleerd hebben | zult/zal gevioleerd hebben | zult gevioleerd hebben | zal gevioleerd hebben | zullen gevioleerd hebben | zullen gevioleerd hebben | zullen gevioleerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gevioleerd hebben | zou gevioleerd hebben | zou/zoudt gevioleerd hebben | zoudt gevioleerd hebben | zou gevioleerd hebben | zouden gevioleerd hebben | zouden gevioleerd hebben | zouden gevioleerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gevioleerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gevioleerd | er is gevioleerd | |||||||||
verleden | er werd gevioleerd | er was gevioleerd | |||||||||
toekomend | er zal gevioleerd worden | er zal gevioleerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gevioleerd worden | er zou gevioleerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gevioleerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gevioleerd worden | gevioleerd te worden | ||||||||
toekomend | gevioleerd zullen worden | gevioleerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gevioleerd zijn | gevioleerd te zijn | ||||||||
toekomend | gevioleerd zullen zijn | gevioleerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gevioleerd | wordt gevioleerd | wordt gevioleerd | wordt gevioleerd | wordt gevioleerd | worden gevioleerd | worden gevioleerd | worden gevioleerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gevioleerd | werd gevioleerd | werd gevioleerd | werdt gevioleerd | werd gevioleerd | werden gevioleerd | werden gevioleerd | werden gevioleerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gevioleerd worden | zult gevioleerd worden | zult gevioleerd worden | zult gevioleerd worden | zal gevioleerd worden | zullen gevioleerd worden | zullen gevioleerd worden | zullen gevioleerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gevioleerd worden | zou gevioleerd worden | zou/zoudt gevioleerd worden | zoudt gevioleerd worden | zou gevioleerd worden | zouden gevioleerd worden | zouden gevioleerd worden | zouden gevioleerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gevioleerd | bent gevioleerd | bent/is gevioleerd | zijt gevioleerd | is gevioleerd | zijn gevioleerd | zijn gevioleerd | zijn gevioleerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gevioleerd | was gevioleerd | was gevioleerd | waart gevioleerd | was gevioleerd | waren gevioleerd | waren gevioleerd | waren gevioleerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gevioleerd zijn | zult gevioleerd zijn | zult gevioleerd zijn | zult gevioleerd zijn | zal gevioleerd zijn | zullen gevioleerd zijn | zullen gevioleerd zijn | zullen gevioleerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gevioleerd zijn | zou gevioleerd zijn | zou/zoudt gevioleerd zijn | zoudt gevioleerd zijn | zou gevioleerd zijn | zouden gevioleerd zijn | zouden gevioleerd zijn | zouden gevioleerd zijn |