vervoeging van de bedrijvende vorm van viseren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | viseren | te viseren | ||||||
toekomend | zullen viseren | te zullen viseren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geviseerd | te hebben geviseerd | ||||||
toekomend | geviseerd zullen hebben | geviseerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
viserend | geviseerd | ev. viseer |
mv. verouderd viseert |
visere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | viseer | viseert | viseert | viseert | viseert | viseren | viseren | viseren | |
verleden (o.v.t.) | viseerde | viseerde | viseerde | viseerde | viseerde | viseerden | viseerden | viseerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal viseren | zult/zal viseren | zult/zal viseren | zult viseren | zal viseren | zullen viseren | zullen viseren | zullen viseren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou viseren | zou viseren | zou(dt) viseren | zoudt viseren | zou viseren | zouden viseren | zouden viseren | zouden viseren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geviseerd | hebt geviseerd | hebt/heeft geviseerd | hebt geviseerd | heeft geviseerd | hebben geviseerd | hebben geviseerd | hebben geviseerd | |
verleden (v.v.t.) | had geviseerd | had geviseerd | had geviseerd | hadt geviseerd | had geviseerd | hadden geviseerd | hadden geviseerd | hadden geviseerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal geviseerd hebben | zal/zult geviseerd hebben | zult/zal geviseerd hebben | zult geviseerd hebben | zal geviseerd hebben | zullen geviseerd hebben | zullen geviseerd hebben | zullen geviseerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geviseerd hebben | zou geviseerd hebben | zou/zoudt geviseerd hebben | zoudt geviseerd hebben | zou geviseerd hebben | zouden geviseerd hebben | zouden geviseerd hebben | zouden geviseerd hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm geviseerd worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt geviseerd | er is geviseerd | |||||||
verleden | er werd geviseerd | er was geviseerd | |||||||
toekomend | er zal geviseerd worden | er zal geviseerd zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou geviseerd worden | er zou geviseerd zijn |