vervoeging van de bedrijvende vorm van vitamineren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | vitamineren | te vitamineren | ||||||||
toekomend | zullen vitamineren | te zullen vitamineren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gevitamineerd | te hebben gevitamineerd | ||||||||
toekomend | gevitamineerd zullen hebben | gevitamineerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
vitaminerend | gevitamineerd | ev. vitamineer |
mv. verouderd vitamineert |
vitaminere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | vitamineer | vitamineert | vitamineert | vitamineert | vitamineert | vitamineren | vitamineren | vitamineren | |||
verleden (o.v.t.) | vitamineerde | vitamineerde | vitamineerde | vitamineerde | vitamineerde | vitamineerden | vitamineerden | vitamineerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal vitamineren | zult/zal vitamineren | zult/zal vitamineren | zult vitamineren | zal vitamineren | zullen vitamineren | zullen vitamineren | zullen vitamineren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou vitamineren | zou vitamineren | zou(dt) vitamineren | zoudt vitamineren | zou vitamineren | zouden vitamineren | zouden vitamineren | zouden vitamineren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gevitamineerd | hebt gevitamineerd | hebt/heeft gevitamineerd | hebt gevitamineerd | heeft gevitamineerd | hebben gevitamineerd | hebben gevitamineerd | hebben gevitamineerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gevitamineerd | had gevitamineerd | had gevitamineerd | hadt gevitamineerd | had gevitamineerd | hadden gevitamineerd | hadden gevitamineerd | hadden gevitamineerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gevitamineerd hebben | zal/zult gevitamineerd hebben | zult/zal gevitamineerd hebben | zult gevitamineerd hebben | zal gevitamineerd hebben | zullen gevitamineerd hebben | zullen gevitamineerd hebben | zullen gevitamineerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gevitamineerd hebben | zou gevitamineerd hebben | zou/zoudt gevitamineerd hebben | zoudt gevitamineerd hebben | zou gevitamineerd hebben | zouden gevitamineerd hebben | zouden gevitamineerd hebben | zouden gevitamineerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gevitamineerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gevitamineerd | er is gevitamineerd | |||||||||
verleden | er werd gevitamineerd | er was gevitamineerd | |||||||||
toekomend | er zal gevitamineerd worden | er zal gevitamineerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gevitamineerd worden | er zou gevitamineerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gevitamineerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gevitamineerd worden | gevitamineerd te worden | ||||||||
toekomend | gevitamineerd zullen worden | gevitamineerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gevitamineerd zijn | gevitamineerd te zijn | ||||||||
toekomend | gevitamineerd zullen zijn | gevitamineerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gevitamineerd | wordt gevitamineerd | wordt gevitamineerd | wordt gevitamineerd | wordt gevitamineerd | worden gevitamineerd | worden gevitamineerd | worden gevitamineerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gevitamineerd | werd gevitamineerd | werd gevitamineerd | werdt gevitamineerd | werd gevitamineerd | werden gevitamineerd | werden gevitamineerd | werden gevitamineerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gevitamineerd worden | zult gevitamineerd worden | zult gevitamineerd worden | zult gevitamineerd worden | zal gevitamineerd worden | zullen gevitamineerd worden | zullen gevitamineerd worden | zullen gevitamineerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gevitamineerd worden | zou gevitamineerd worden | zou/zoudt gevitamineerd worden | zoudt gevitamineerd worden | zou gevitamineerd worden | zouden gevitamineerd worden | zouden gevitamineerd worden | zouden gevitamineerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gevitamineerd | bent gevitamineerd | bent/is gevitamineerd | zijt gevitamineerd | is gevitamineerd | zijn gevitamineerd | zijn gevitamineerd | zijn gevitamineerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gevitamineerd | was gevitamineerd | was gevitamineerd | waart gevitamineerd | was gevitamineerd | waren gevitamineerd | waren gevitamineerd | waren gevitamineerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gevitamineerd zijn | zult gevitamineerd zijn | zult gevitamineerd zijn | zult gevitamineerd zijn | zal gevitamineerd zijn | zullen gevitamineerd zijn | zullen gevitamineerd zijn | zullen gevitamineerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gevitamineerd zijn | zou gevitamineerd zijn | zou/zoudt gevitamineerd zijn | zoudt gevitamineerd zijn | zou gevitamineerd zijn | zouden gevitamineerd zijn | zouden gevitamineerd zijn | zouden gevitamineerd zijn |