vervoeging van de bedrijvende vorm van vocaliseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | vocaliseren | te vocaliseren | ||||||||
toekomend | zullen vocaliseren | te zullen vocaliseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gevocaliseerd | te hebben gevocaliseerd | ||||||||
toekomend | gevocaliseerd zullen hebben | gevocaliseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
vocaliserend | gevocaliseerd | ev. vocaliseer |
mv. verouderd vocaliseert |
vocalisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | vocaliseer | vocaliseert | vocaliseert | vocaliseert | vocaliseert | vocaliseren | vocaliseren | vocaliseren | |||
verleden (o.v.t.) | vocaliseerde | vocaliseerde | vocaliseerde | vocaliseerde | vocaliseerde | vocaliseerden | vocaliseerden | vocaliseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal vocaliseren | zult/zal vocaliseren | zult/zal vocaliseren | zult vocaliseren | zal vocaliseren | zullen vocaliseren | zullen vocaliseren | zullen vocaliseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou vocaliseren | zou vocaliseren | zou(dt) vocaliseren | zoudt vocaliseren | zou vocaliseren | zouden vocaliseren | zouden vocaliseren | zouden vocaliseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gevocaliseerd | hebt gevocaliseerd | hebt/heeft gevocaliseerd | hebt gevocaliseerd | heeft gevocaliseerd | hebben gevocaliseerd | hebben gevocaliseerd | hebben gevocaliseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gevocaliseerd | had gevocaliseerd | had gevocaliseerd | hadt gevocaliseerd | had gevocaliseerd | hadden gevocaliseerd | hadden gevocaliseerd | hadden gevocaliseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gevocaliseerd hebben | zal/zult gevocaliseerd hebben | zult/zal gevocaliseerd hebben | zult gevocaliseerd hebben | zal gevocaliseerd hebben | zullen gevocaliseerd hebben | zullen gevocaliseerd hebben | zullen gevocaliseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gevocaliseerd hebben | zou gevocaliseerd hebben | zou/zoudt gevocaliseerd hebben | zoudt gevocaliseerd hebben | zou gevocaliseerd hebben | zouden gevocaliseerd hebben | zouden gevocaliseerd hebben | zouden gevocaliseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gevocaliseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gevocaliseerd | er is gevocaliseerd | |||||||||
verleden | er werd gevocaliseerd | er was gevocaliseerd | |||||||||
toekomend | er zal gevocaliseerd worden | er zal gevocaliseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gevocaliseerd worden | er zou gevocaliseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gevocaliseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gevocaliseerd worden | gevocaliseerd te worden | ||||||||
toekomend | gevocaliseerd zullen worden | gevocaliseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gevocaliseerd zijn | gevocaliseerd te zijn | ||||||||
toekomend | gevocaliseerd zullen zijn | gevocaliseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gevocaliseerd | wordt gevocaliseerd | wordt gevocaliseerd | wordt gevocaliseerd | wordt gevocaliseerd | worden gevocaliseerd | worden gevocaliseerd | worden gevocaliseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gevocaliseerd | werd gevocaliseerd | werd gevocaliseerd | werdt gevocaliseerd | werd gevocaliseerd | werden gevocaliseerd | werden gevocaliseerd | werden gevocaliseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gevocaliseerd worden | zult gevocaliseerd worden | zult gevocaliseerd worden | zult gevocaliseerd worden | zal gevocaliseerd worden | zullen gevocaliseerd worden | zullen gevocaliseerd worden | zullen gevocaliseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gevocaliseerd worden | zou gevocaliseerd worden | zou/zoudt gevocaliseerd worden | zoudt gevocaliseerd worden | zou gevocaliseerd worden | zouden gevocaliseerd worden | zouden gevocaliseerd worden | zouden gevocaliseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gevocaliseerd | bent gevocaliseerd | bent/is gevocaliseerd | zijt gevocaliseerd | is gevocaliseerd | zijn gevocaliseerd | zijn gevocaliseerd | zijn gevocaliseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gevocaliseerd | was gevocaliseerd | was gevocaliseerd | waart gevocaliseerd | was gevocaliseerd | waren gevocaliseerd | waren gevocaliseerd | waren gevocaliseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gevocaliseerd zijn | zult gevocaliseerd zijn | zult gevocaliseerd zijn | zult gevocaliseerd zijn | zal gevocaliseerd zijn | zullen gevocaliseerd zijn | zullen gevocaliseerd zijn | zullen gevocaliseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gevocaliseerd zijn | zou gevocaliseerd zijn | zou/zoudt gevocaliseerd zijn | zoudt gevocaliseerd zijn | zou gevocaliseerd zijn | zouden gevocaliseerd zijn | zouden gevocaliseerd zijn | zouden gevocaliseerd zijn |