vervoeging van de bedrijvende vorm van voorleggen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | voorleggen | voor te leggen | ||||||||
toekomend | zullen voorleggen voor zullen leggen |
te zullen voorleggen voor te zullen leggen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben voorgelegd | te hebben voorgelegd | ||||||||
toekomend | voorgelegd zullen hebben | voorgelegd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
voorleggend | voorgelegd | ev. leg voor |
mv. verouderd legt voor |
legge voor (bijzin) voorlegge | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | leg voor | legt voor | legt voor | legt voor | legt voor | leggen voor | leggen voor | leggen voor | |||
verleden (o.v.t.) | legde voor | legde voor | legde voor | legde voor | legde voor | legden voor | legden voor | legden voor | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal voorleggen | zult/zal voorleggen | zult/zal voorleggen | zult voorleggen | zal voorleggen | zullen voorleggen | zullen voorleggen | zullen voorleggen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou voorleggen | zou voorleggen | zou(dt) voorleggen | zoudt voorleggen | zou voorleggen | zouden voorleggen | zouden voorleggen | zouden voorleggen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | voorleg | voorlegt | voorlegt | voorlegt | voorlegt | voorleggen | voorleggen | voorleggen | |||
verleden (o.v.t.) | voorlegde | voorlegde | voorlegde | voorlegde | voorlegde | voorlegden | voorlegden | voorlegden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal voorleggen voor zal leggen |
zult/zal voorleggen voor zult/zal leggen |
zult/zal voorleggen voor zult/zal leggen |
zult voorleggen voor zult leggen |
zal voorleggen voor zal leggen |
zullen voorleggen voor zullen leggen |
zullen voorleggen voor zullen leggen |
zullen voorleggen voor zullen leggen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou voorleggen voor zou leggen |
zou voorleggen voor zou leggen |
zou(dt) voorleggen voor zou(dt) leggen |
zoudt voorleggen voor zoudt leggen |
zou voorleggen voor zou leggen |
zouden voorleggen voor zouden leggen |
zouden voorleggen voor zouden leggen |
zouden voorleggen voor zouden leggen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb voorgelegd | hebt voorgelegd | hebt/heeft voorgelegd | hebt voorgelegd | heeft voorgelegd | hebben voorgelegd | hebben voorgelegd | hebben voorgelegd | |||
verleden (v.v.t.) | had voorgelegd | had voorgelegd | had voorgelegd | hadt voorgelegd | had voorgelegd | hadden voorgelegd | hadden voorgelegd | hadden voorgelegd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal voorgelegd hebben | zal/zult voorgelegd hebben | zult/zal voorgelegd hebben | zult voorgelegd hebben | zal voorgelegd hebben | zullen voorgelegd hebben | zullen voorgelegd hebben | zullen voorgelegd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou voorgelegd hebben | zou voorgelegd hebben | zou/zoudt voorgelegd hebben | zoudt voorgelegd hebben | zou voorgelegd hebben | zouden voorgelegd hebben | zouden voorgelegd hebben | zouden voorgelegd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm voorgelegd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt voorgelegd | er is voorgelegd | |||||||||
verleden | er werd voorgelegd | er was voorgelegd | |||||||||
toekomend | er zal voorgelegd worden | er zal voorgelegd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou voorgelegd worden | er zou voorgelegd zijn | |||||||||
lijdende vorm voorgelegd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | voorgelegd worden | voorgelegd te worden | ||||||||
toekomend | voorgelegd zullen worden | voorgelegd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | voorgelegd zijn | voorgelegd te zijn | ||||||||
toekomend | voorgelegd zullen zijn | voorgelegd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word voorgelegd | wordt voorgelegd | wordt voorgelegd | wordt voorgelegd | wordt voorgelegd | worden voorgelegd | worden voorgelegd | worden voorgelegd | |||
verleden (o.v.t.) | werd voorgelegd | werd voorgelegd | werd voorgelegd | werdt voorgelegd | werd voorgelegd | werden voorgelegd | werden voorgelegd | werden voorgelegd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal voorgelegd worden | zult voorgelegd worden | zult voorgelegd worden | zult voorgelegd worden | zal voorgelegd worden | zullen voorgelegd worden | zullen voorgelegd worden | zullen voorgelegd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou voorgelegd worden | zou voorgelegd worden | zou/zoudt voorgelegd worden | zoudt voorgelegd worden | zou voorgelegd worden | zouden voorgelegd worden | zouden voorgelegd worden | zouden voorgelegd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben voorgelegd | bent voorgelegd | bent/is voorgelegd | zijt voorgelegd | is voorgelegd | zijn voorgelegd | zijn voorgelegd | zijn voorgelegd | |||
verleden (v.v.t.) | was voorgelegd | was voorgelegd | was voorgelegd | waart voorgelegd | was voorgelegd | waren voorgelegd | waren voorgelegd | waren voorgelegd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal voorgelegd zijn | zult voorgelegd zijn | zult voorgelegd zijn | zult voorgelegd zijn | zal voorgelegd zijn | zullen voorgelegd zijn | zullen voorgelegd zijn | zullen voorgelegd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou voorgelegd zijn | zou voorgelegd zijn | zou/zoudt voorgelegd zijn | zoudt voorgelegd zijn | zou voorgelegd zijn | zouden voorgelegd zijn | zouden voorgelegd zijn | zouden voorgelegd zijn |