vervoeging van de bedrijvende vorm van vulgariseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | vulgariseren | te vulgariseren | ||||||||
toekomend | zullen vulgariseren | te zullen vulgariseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gevulgariseerd | te hebben gevulgariseerd | ||||||||
toekomend | gevulgariseerd zullen hebben | gevulgariseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
vulgariserend | gevulgariseerd | ev. vulgariseer |
mv. verouderd vulgariseert |
vulgarisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | vulgariseer | vulgariseert | vulgariseert | vulgariseert | vulgariseert | vulgariseren | vulgariseren | vulgariseren | |||
verleden (o.v.t.) | vulgariseerde | vulgariseerde | vulgariseerde | vulgariseerde | vulgariseerde | vulgariseerden | vulgariseerden | vulgariseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal vulgariseren | zult/zal vulgariseren | zult/zal vulgariseren | zult vulgariseren | zal vulgariseren | zullen vulgariseren | zullen vulgariseren | zullen vulgariseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou vulgariseren | zou vulgariseren | zou(dt) vulgariseren | zoudt vulgariseren | zou vulgariseren | zouden vulgariseren | zouden vulgariseren | zouden vulgariseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gevulgariseerd | hebt gevulgariseerd | hebt/heeft gevulgariseerd | hebt gevulgariseerd | heeft gevulgariseerd | hebben gevulgariseerd | hebben gevulgariseerd | hebben gevulgariseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gevulgariseerd | had gevulgariseerd | had gevulgariseerd | hadt gevulgariseerd | had gevulgariseerd | hadden gevulgariseerd | hadden gevulgariseerd | hadden gevulgariseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gevulgariseerd hebben | zal/zult gevulgariseerd hebben | zult/zal gevulgariseerd hebben | zult gevulgariseerd hebben | zal gevulgariseerd hebben | zullen gevulgariseerd hebben | zullen gevulgariseerd hebben | zullen gevulgariseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gevulgariseerd hebben | zou gevulgariseerd hebben | zou/zoudt gevulgariseerd hebben | zoudt gevulgariseerd hebben | zou gevulgariseerd hebben | zouden gevulgariseerd hebben | zouden gevulgariseerd hebben | zouden gevulgariseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gevulgariseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gevulgariseerd | er is gevulgariseerd | |||||||||
verleden | er werd gevulgariseerd | er was gevulgariseerd | |||||||||
toekomend | er zal gevulgariseerd worden | er zal gevulgariseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gevulgariseerd worden | er zou gevulgariseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gevulgariseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gevulgariseerd worden | gevulgariseerd te worden | ||||||||
toekomend | gevulgariseerd zullen worden | gevulgariseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gevulgariseerd zijn | gevulgariseerd te zijn | ||||||||
toekomend | gevulgariseerd zullen zijn | gevulgariseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gevulgariseerd | wordt gevulgariseerd | wordt gevulgariseerd | wordt gevulgariseerd | wordt gevulgariseerd | worden gevulgariseerd | worden gevulgariseerd | worden gevulgariseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gevulgariseerd | werd gevulgariseerd | werd gevulgariseerd | werdt gevulgariseerd | werd gevulgariseerd | werden gevulgariseerd | werden gevulgariseerd | werden gevulgariseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gevulgariseerd worden | zult gevulgariseerd worden | zult gevulgariseerd worden | zult gevulgariseerd worden | zal gevulgariseerd worden | zullen gevulgariseerd worden | zullen gevulgariseerd worden | zullen gevulgariseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gevulgariseerd worden | zou gevulgariseerd worden | zou/zoudt gevulgariseerd worden | zoudt gevulgariseerd worden | zou gevulgariseerd worden | zouden gevulgariseerd worden | zouden gevulgariseerd worden | zouden gevulgariseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gevulgariseerd | bent gevulgariseerd | bent/is gevulgariseerd | zijt gevulgariseerd | is gevulgariseerd | zijn gevulgariseerd | zijn gevulgariseerd | zijn gevulgariseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gevulgariseerd | was gevulgariseerd | was gevulgariseerd | waart gevulgariseerd | was gevulgariseerd | waren gevulgariseerd | waren gevulgariseerd | waren gevulgariseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gevulgariseerd zijn | zult gevulgariseerd zijn | zult gevulgariseerd zijn | zult gevulgariseerd zijn | zal gevulgariseerd zijn | zullen gevulgariseerd zijn | zullen gevulgariseerd zijn | zullen gevulgariseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gevulgariseerd zijn | zou gevulgariseerd zijn | zou/zoudt gevulgariseerd zijn | zoudt gevulgariseerd zijn | zou gevulgariseerd zijn | zouden gevulgariseerd zijn | zouden gevulgariseerd zijn | zouden gevulgariseerd zijn |