vervoeging van de bedrijvende vorm van affiliëren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | affiliëren | te affiliëren | ||||||||
toekomend | zullen affiliëren | te zullen affiliëren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geaffilieerd | te hebben geaffilieerd | ||||||||
toekomend | geaffilieerd zullen hebben | geaffilieerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
affiliërend | geaffilieerd | ev. affilieer |
mv. verouderd affilieert |
affiliëre | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | affilieer | affilieert | affilieert | affilieert | affilieert | affiliëren | affiliëren | affiliëren | |||
verleden (o.v.t.) | affilieerde | affilieerde | affilieerde | affilieerde | affilieerde | affilieerden | affilieerden | affilieerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal affiliëren | zult/zal affiliëren | zult/zal affiliëren | zult affiliëren | zal affiliëren | zullen affiliëren | zullen affiliëren | zullen affiliëren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou affiliëren | zou affiliëren | zou(dt) affiliëren | zoudt affiliëren | zou affiliëren | zouden affiliëren | zouden affiliëren | zouden affiliëren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geaffilieerd | hebt geaffilieerd | hebt/heeft geaffilieerd | hebt geaffilieerd | heeft geaffilieerd | hebben geaffilieerd | hebben geaffilieerd | hebben geaffilieerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geaffilieerd | had geaffilieerd | had geaffilieerd | hadt geaffilieerd | had geaffilieerd | hadden geaffilieerd | hadden geaffilieerd | hadden geaffilieerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geaffilieerd hebben | zal/zult geaffilieerd hebben | zult/zal geaffilieerd hebben | zult geaffilieerd hebben | zal geaffilieerd hebben | zullen geaffilieerd hebben | zullen geaffilieerd hebben | zullen geaffilieerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geaffilieerd hebben | zou geaffilieerd hebben | zou/zoudt geaffilieerd hebben | zoudt geaffilieerd hebben | zou geaffilieerd hebben | zouden geaffilieerd hebben | zouden geaffilieerd hebben | zouden geaffilieerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geaffilieerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geaffilieerd | er is geaffilieerd | |||||||||
verleden | er werd geaffilieerd | er was geaffilieerd | |||||||||
toekomend | er zal geaffilieerd worden | er zal geaffilieerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geaffilieerd worden | er zou geaffilieerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geaffilieerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geaffilieerd worden | geaffilieerd te worden | ||||||||
toekomend | geaffilieerd zullen worden | geaffilieerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geaffilieerd zijn | geaffilieerd te zijn | ||||||||
toekomend | geaffilieerd zullen zijn | geaffilieerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geaffilieerd | wordt geaffilieerd | wordt geaffilieerd | wordt geaffilieerd | wordt geaffilieerd | worden geaffilieerd | worden geaffilieerd | worden geaffilieerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geaffilieerd | werd geaffilieerd | werd geaffilieerd | werdt geaffilieerd | werd geaffilieerd | werden geaffilieerd | werden geaffilieerd | werden geaffilieerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geaffilieerd worden | zult geaffilieerd worden | zult geaffilieerd worden | zult geaffilieerd worden | zal geaffilieerd worden | zullen geaffilieerd worden | zullen geaffilieerd worden | zullen geaffilieerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geaffilieerd worden | zou geaffilieerd worden | zou/zoudt geaffilieerd worden | zoudt geaffilieerd worden | zou geaffilieerd worden | zouden geaffilieerd worden | zouden geaffilieerd worden | zouden geaffilieerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geaffilieerd | bent geaffilieerd | bent/is geaffilieerd | zijt geaffilieerd | is geaffilieerd | zijn geaffilieerd | zijn geaffilieerd | zijn geaffilieerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geaffilieerd | was geaffilieerd | was geaffilieerd | waart geaffilieerd | was geaffilieerd | waren geaffilieerd | waren geaffilieerd | waren geaffilieerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geaffilieerd zijn | zult geaffilieerd zijn | zult geaffilieerd zijn | zult geaffilieerd zijn | zal geaffilieerd zijn | zullen geaffilieerd zijn | zullen geaffilieerd zijn | zullen geaffilieerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geaffilieerd zijn | zou geaffilieerd zijn | zou/zoudt geaffilieerd zijn | zoudt geaffilieerd zijn | zou geaffilieerd zijn | zouden geaffilieerd zijn | zouden geaffilieerd zijn | zouden geaffilieerd zijn |