vervoeging van de bedrijvende vorm van begraven | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | begraven | te begraven | ||||||||
toekomend | zullen begraven | te zullen begraven | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben begraven | te hebben begraven | ||||||||
toekomend | begraven zullen hebben | begraven te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
begravend | begraven | ev. begraaf |
mv. verouderd begraaft |
begrave | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | begraaf | begraaft | begraaft | begraaft | begraaft | begraven | begraven | begraven | |||
verleden (o.v.t.) | begroef | begroef | begroef | begroeft | begroef | begroeven | begroeven | begroeven | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal begraven | zult/zal begraven | zult/zal begraven | zult begraven | zal begraven | zullen begraven | zullen begraven | zullen begraven | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou begraven | zou begraven | zou(dt) begraven | zoudt begraven | zou begraven | zouden begraven | zouden begraven | zouden begraven | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb begraven | hebt begraven | hebt/heeft begraven | hebt begraven | heeft begraven | hebben begraven | hebben begraven | hebben begraven | |||
verleden (v.v.t.) | had begraven | had begraven | had begraven | hadt begraven | had begraven | hadden begraven | hadden begraven | hadden begraven | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal begraven hebben | zal/zult begraven hebben | zult/zal begraven hebben | zult begraven hebben | zal begraven hebben | zullen begraven hebben | zullen begraven hebben | zullen begraven hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou begraven hebben | zou begraven hebben | zou/zoudt begraven hebben | zoudt begraven hebben | zou begraven hebben | zouden begraven hebben | zouden begraven hebben | zouden begraven hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm begraven worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt begraven | er is begraven | |||||||||
verleden | er werd begraven | er was begraven | |||||||||
toekomend | er zal begraven worden | er zal begraven zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou begraven worden | er zou begraven zijn | |||||||||
lijdende vorm begraven worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | begraven worden | begraven te worden | ||||||||
toekomend | begraven zullen worden | begraven te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | begraven zijn | begraven te zijn | ||||||||
toekomend | begraven zullen zijn | begraven te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word begraven | wordt begraven | wordt begraven | wordt begraven | wordt begraven | worden begraven | worden begraven | worden begraven | |||
verleden (o.v.t.) | werd begraven | werd begraven | werd begraven | werdt begraven | werd begraven | werden begraven | werden begraven | werden begraven | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal begraven worden | zult begraven worden | zult begraven worden | zult begraven worden | zal begraven worden | zullen begraven worden | zullen begraven worden | zullen begraven worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou begraven worden | zou begraven worden | zou/zoudt begraven worden | zoudt begraven worden | zou begraven worden | zouden begraven worden | zouden begraven worden | zouden begraven worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben begraven | bent begraven | bent/is begraven | zijt begraven | is begraven | zijn begraven | zijn begraven | zijn begraven | |||
verleden (v.v.t.) | was begraven | was begraven | was begraven | waart begraven | was begraven | waren begraven | waren begraven | waren begraven | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal begraven zijn | zult begraven zijn | zult begraven zijn | zult begraven zijn | zal begraven zijn | zullen begraven zijn | zullen begraven zijn | zullen begraven zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou begraven zijn | zou begraven zijn | zou/zoudt begraven zijn | zoudt begraven zijn | zou begraven zijn | zouden begraven zijn | zouden begraven zijn | zouden begraven zijn |
vervoeging van het Nederlandse werkwoord zich begraven | ||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
tegenwoordige tijd | verleden tijd | toekomende tijd | ||||||||||
enkelvoud | meervoud | enkelvoud | meervoud | enkelvoud | meervoud | |||||||
1 | ik | begraaf me | wij, we | begraven ons | ik | begroef me | wij, we | begroeven ons | ik | zal me begraven | wij, we | zullen ons begraven |
2 | jij, je | begraaft je | jullie | begraven je | jij, je | begroef je | jullie | begroeven je | jij, je | zal, zult je begraven | jullie | zullen je begraven |
u | begraaft zich/u | u | begraaft zich/u | u | begroef zich/u | u | begroef zich/u | u | zult zich/u begraven | u | zult zich/u begraven | |
gij, ge | begraaft u | gij, ge, gijlieden |
begraaft u | gij, ge | begroef u | gij, ge, gijlieden |
begroef u | gij, ge | zult u begraven | gij, ge gijlieden |
zult u begraven | |
3 | hij, zij, het | begraaft zich | zij, ze | begraven zich | hij, zij, het | begroef zich | zij, ze | begroeven zich | hij, zij, het | zal zich begraven | zij, ze | zullen zich begraven |
onvoltooid deelwoord | voltooide tijd | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | |||||||||
zich begravend | zich begraven hebben | begraaf u/je , begraaft je | begrave zich |