vervoeging van de bedrijvende vorm van inzwachtelen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | inzwachtelen | in te zwachtelen | ||||||||
toekomend | zullen inzwachtelen in zullen zwachtelen |
te zullen inzwachtelen in te zullen zwachtelen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ingezwachteld | te hebben ingezwachteld | ||||||||
toekomend | ingezwachteld zullen hebben | ingezwachteld te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
inzwachtelend | ingezwachteld | ev. zwachtel in |
mv. verouderd zwachtelt in |
zwachtele in (bijzin) inzwachtele | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | zwachtel in | zwachtelt in | zwachtelt in | zwachtelt in | zwachtelt in | zwachtelen in | zwachtelen in | zwachtelen in | |||
verleden (o.v.t.) | zwachtelde in | zwachtelde in | zwachtelde in | zwachtelde in | zwachtelde in | zwachtelden in | zwachtelden in | zwachtelden in | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal inzwachtelen | zult/zal inzwachtelen | zult/zal inzwachtelen | zult inzwachtelen | zal inzwachtelen | zullen inzwachtelen | zullen inzwachtelen | zullen inzwachtelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou inzwachtelen | zou inzwachtelen | zou(dt) inzwachtelen | zoudt inzwachtelen | zou inzwachtelen | zouden inzwachtelen | zouden inzwachtelen | zouden inzwachtelen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | inzwachtel | inzwachtelt | inzwachtelt | inzwachtelt | inzwachtelt | inzwachtelen | inzwachtelen | inzwachtelen | |||
verleden (o.v.t.) | inzwachtelde | inzwachtelde | inzwachtelde | inzwachtelde | inzwachtelde | inzwachtelden | inzwachtelden | inzwachtelden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal inzwachtelen in zal zwachtelen |
zult/zal inzwachtelen in zult/zal zwachtelen |
zult/zal inzwachtelen in zult/zal zwachtelen |
zult inzwachtelen in zult zwachtelen |
zal inzwachtelen in zal zwachtelen |
zullen inzwachtelen in zullen zwachtelen |
zullen inzwachtelen in zullen zwachtelen |
zullen inzwachtelen in zullen zwachtelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou inzwachtelen in zou zwachtelen |
zou inzwachtelen in zou zwachtelen |
zou(dt) inzwachtelen in zou(dt) zwachtelen |
zoudt inzwachtelen in zoudt zwachtelen |
zou inzwachtelen in zou zwachtelen |
zouden inzwachtelen in zouden zwachtelen |
zouden inzwachtelen in zouden zwachtelen |
zouden inzwachtelen in zouden zwachtelen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ingezwachteld | hebt ingezwachteld | hebt/heeft ingezwachteld | hebt ingezwachteld | heeft ingezwachteld | hebben ingezwachteld | hebben ingezwachteld | hebben ingezwachteld | |||
verleden (v.v.t.) | had ingezwachteld | had ingezwachteld | had ingezwachteld | hadt ingezwachteld | had ingezwachteld | hadden ingezwachteld | hadden ingezwachteld | hadden ingezwachteld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingezwachteld hebben | zal/zult ingezwachteld hebben | zult/zal ingezwachteld hebben | zult ingezwachteld hebben | zal ingezwachteld hebben | zullen ingezwachteld hebben | zullen ingezwachteld hebben | zullen ingezwachteld hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingezwachteld hebben | zou ingezwachteld hebben | zou/zoudt ingezwachteld hebben | zoudt ingezwachteld hebben | zou ingezwachteld hebben | zouden ingezwachteld hebben | zouden ingezwachteld hebben | zouden ingezwachteld hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm ingezwachteld worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt ingezwachteld | er is ingezwachteld | |||||||||
verleden | er werd ingezwachteld | er was ingezwachteld | |||||||||
toekomend | er zal ingezwachteld worden | er zal ingezwachteld zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou ingezwachteld worden | er zou ingezwachteld zijn | |||||||||
lijdende vorm ingezwachteld worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ingezwachteld worden | ingezwachteld te worden | ||||||||
toekomend | ingezwachteld zullen worden | ingezwachteld te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | ingezwachteld zijn | ingezwachteld te zijn | ||||||||
toekomend | ingezwachteld zullen zijn | ingezwachteld te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word ingezwachteld | wordt ingezwachteld | wordt ingezwachteld | wordt ingezwachteld | wordt ingezwachteld | worden ingezwachteld | worden ingezwachteld | worden ingezwachteld | |||
verleden (o.v.t.) | werd ingezwachteld | werd ingezwachteld | werd ingezwachteld | werdt ingezwachteld | werd ingezwachteld | werden ingezwachteld | werden ingezwachteld | werden ingezwachteld | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ingezwachteld worden | zult ingezwachteld worden | zult ingezwachteld worden | zult ingezwachteld worden | zal ingezwachteld worden | zullen ingezwachteld worden | zullen ingezwachteld worden | zullen ingezwachteld worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ingezwachteld worden | zou ingezwachteld worden | zou/zoudt ingezwachteld worden | zoudt ingezwachteld worden | zou ingezwachteld worden | zouden ingezwachteld worden | zouden ingezwachteld worden | zouden ingezwachteld worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ingezwachteld | bent ingezwachteld | bent/is ingezwachteld | zijt ingezwachteld | is ingezwachteld | zijn ingezwachteld | zijn ingezwachteld | zijn ingezwachteld | |||
verleden (v.v.t.) | was ingezwachteld | was ingezwachteld | was ingezwachteld | waart ingezwachteld | was ingezwachteld | waren ingezwachteld | waren ingezwachteld | waren ingezwachteld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingezwachteld zijn | zult ingezwachteld zijn | zult ingezwachteld zijn | zult ingezwachteld zijn | zal ingezwachteld zijn | zullen ingezwachteld zijn | zullen ingezwachteld zijn | zullen ingezwachteld zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingezwachteld zijn | zou ingezwachteld zijn | zou/zoudt ingezwachteld zijn | zoudt ingezwachteld zijn | zou ingezwachteld zijn | zouden ingezwachteld zijn | zouden ingezwachteld zijn | zouden ingezwachteld zijn |