vervoeging van de bedrijvende vorm van jassen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | jassen | te jassen | ||||||||
toekomend | zullen jassen | te zullen jassen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gejast | te hebben gejast | ||||||||
toekomend | gejast zullen hebben | gejast te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
jassend | gejast | ev. jas |
mv. verouderd jast |
jasse | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | jas | jast | jast | jast | jast | jassen | jassen | jassen | |||
verleden (o.v.t.) | jaste | jaste | jaste | jaste | jaste | jasten | jasten | jasten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal jassen | zult/zal jassen | zult/zal jassen | zult jassen | zal jassen | zullen jassen | zullen jassen | zullen jassen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou jassen | zou jassen | zou(dt) jassen | zoudt jassen | zou jassen | zouden jassen | zouden jassen | zouden jassen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gejast | hebt gejast | hebt/heeft gejast | hebt gejast | heeft gejast | hebben gejast | hebben gejast | hebben gejast | |||
verleden (v.v.t.) | had gejast | had gejast | had gejast | hadt gejast | had gejast | hadden gejast | hadden gejast | hadden gejast | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gejast hebben | zal/zult gejast hebben | zult/zal gejast hebben | zult gejast hebben | zal gejast hebben | zullen gejast hebben | zullen gejast hebben | zullen gejast hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gejast hebben | zou gejast hebben | zou/zoudt gejast hebben | zoudt gejast hebben | zou gejast hebben | zouden gejast hebben | zouden gejast hebben | zouden gejast hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gejast worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gejast | er is gejast | |||||||||
verleden | er werd gejast | er was gejast | |||||||||
toekomend | er zal gejast worden | er zal gejast zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gejast worden | er zou gejast zijn | |||||||||
lijdende vorm gejast worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gejast worden | gejast te worden | ||||||||
toekomend | gejast zullen worden | gejast te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gejast zijn | gejast te zijn | ||||||||
toekomend | gejast zullen zijn | gejast te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gejast | wordt gejast | wordt gejast | wordt gejast | wordt gejast | worden gejast | worden gejast | worden gejast | |||
verleden (o.v.t.) | werd gejast | werd gejast | werd gejast | werdt gejast | werd gejast | werden gejast | werden gejast | werden gejast | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gejast worden | zult gejast worden | zult gejast worden | zult gejast worden | zal gejast worden | zullen gejast worden | zullen gejast worden | zullen gejast worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gejast worden | zou gejast worden | zou/zoudt gejast worden | zoudt gejast worden | zou gejast worden | zouden gejast worden | zouden gejast worden | zouden gejast worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gejast | bent gejast | bent/is gejast | zijt gejast | is gejast | zijn gejast | zijn gejast | zijn gejast | |||
verleden (v.v.t.) | was gejast | was gejast | was gejast | waart gejast | was gejast | waren gejast | waren gejast | waren gejast | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gejast zijn | zult gejast zijn | zult gejast zijn | zult gejast zijn | zal gejast zijn | zullen gejast zijn | zullen gejast zijn | zullen gejast zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gejast zijn | zou gejast zijn | zou/zoudt gejast zijn | zoudt gejast zijn | zou gejast zijn | zouden gejast zijn | zouden gejast zijn | zouden gejast zijn |