vervoeging van de bedrijvende vorm van klasseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | klasseren | te klasseren | ||||||||
toekomend | zullen klasseren | te zullen klasseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geklasseerd | te hebben geklasseerd | ||||||||
toekomend | geklasseerd zullen hebben | geklasseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
klasserend | geklasseerd | ev. klasseer |
mv. verouderd klasseert |
klassere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | klasseer | klasseert | klasseert | klasseert | klasseert | klasseren | klasseren | klasseren | |||
verleden (o.v.t.) | klasseerde | klasseerde | klasseerde | klasseerde | klasseerde | klasseerden | klasseerden | klasseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal klasseren | zult/zal klasseren | zult/zal klasseren | zult klasseren | zal klasseren | zullen klasseren | zullen klasseren | zullen klasseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou klasseren | zou klasseren | zou(dt) klasseren | zoudt klasseren | zou klasseren | zouden klasseren | zouden klasseren | zouden klasseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geklasseerd | hebt geklasseerd | hebt/heeft geklasseerd | hebt geklasseerd | heeft geklasseerd | hebben geklasseerd | hebben geklasseerd | hebben geklasseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geklasseerd | had geklasseerd | had geklasseerd | hadt geklasseerd | had geklasseerd | hadden geklasseerd | hadden geklasseerd | hadden geklasseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geklasseerd hebben | zal/zult geklasseerd hebben | zult/zal geklasseerd hebben | zult geklasseerd hebben | zal geklasseerd hebben | zullen geklasseerd hebben | zullen geklasseerd hebben | zullen geklasseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geklasseerd hebben | zou geklasseerd hebben | zou/zoudt geklasseerd hebben | zoudt geklasseerd hebben | zou geklasseerd hebben | zouden geklasseerd hebben | zouden geklasseerd hebben | zouden geklasseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geklasseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geklasseerd | er is geklasseerd | |||||||||
verleden | er werd geklasseerd | er was geklasseerd | |||||||||
toekomend | er zal geklasseerd worden | er zal geklasseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geklasseerd worden | er zou geklasseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geklasseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geklasseerd worden | geklasseerd te worden | ||||||||
toekomend | geklasseerd zullen worden | geklasseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geklasseerd zijn | geklasseerd te zijn | ||||||||
toekomend | geklasseerd zullen zijn | geklasseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geklasseerd | wordt geklasseerd | wordt geklasseerd | wordt geklasseerd | wordt geklasseerd | worden geklasseerd | worden geklasseerd | worden geklasseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geklasseerd | werd geklasseerd | werd geklasseerd | werdt geklasseerd | werd geklasseerd | werden geklasseerd | werden geklasseerd | werden geklasseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geklasseerd worden | zult geklasseerd worden | zult geklasseerd worden | zult geklasseerd worden | zal geklasseerd worden | zullen geklasseerd worden | zullen geklasseerd worden | zullen geklasseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geklasseerd worden | zou geklasseerd worden | zou/zoudt geklasseerd worden | zoudt geklasseerd worden | zou geklasseerd worden | zouden geklasseerd worden | zouden geklasseerd worden | zouden geklasseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geklasseerd | bent geklasseerd | bent/is geklasseerd | zijt geklasseerd | is geklasseerd | zijn geklasseerd | zijn geklasseerd | zijn geklasseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geklasseerd | was geklasseerd | was geklasseerd | waart geklasseerd | was geklasseerd | waren geklasseerd | waren geklasseerd | waren geklasseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geklasseerd zijn | zult geklasseerd zijn | zult geklasseerd zijn | zult geklasseerd zijn | zal geklasseerd zijn | zullen geklasseerd zijn | zullen geklasseerd zijn | zullen geklasseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geklasseerd zijn | zou geklasseerd zijn | zou/zoudt geklasseerd zijn | zoudt geklasseerd zijn | zou geklasseerd zijn | zouden geklasseerd zijn | zouden geklasseerd zijn | zouden geklasseerd zijn |
vervoeging van het Nederlandse werkwoord zich klasseren | ||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
tegenwoordige tijd | verleden tijd | toekomende tijd | ||||||||||
enkelvoud | meervoud | enkelvoud | meervoud | enkelvoud | meervoud | |||||||
1 | ik | klasseer me | wij, we | klasseren ons | ik | klasseerde me | wij, we | klasseerden ons | ik | zal me klasseren | wij, we | zullen ons klasseren |
2 | jij, je | klasseert je | jullie | klasseren je | jij, je | klasseerde je | jullie | klasseerden je | jij, je | zal, zult je klasseren | jullie | zullen je klasseren |
u | klasseert zich/u | u | klasseert zich/u | u | klasseerde zich/u | u | klasseerde zich/u | u | zult zich/u klasseren | u | zult zich/u klasseren | |
gij, ge | klasseert u | gij, ge, gijlieden |
klasseert u | gij, ge | klasseerde u | gij, ge, gijlieden |
klasseerde u | gij, ge | zult u klasseren | gij, ge gijlieden |
zult u klasseren | |
3 | hij, zij, het | klasseert zich | zij, ze | klasseren zich | hij, zij, het | klasseerde zich | zij, ze | klasseerden zich | hij, zij, het | zal zich klasseren | zij, ze | zullen zich klasseren |
onvoltooid deelwoord | voltooide tijd | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | |||||||||
zich klasserend | zich geklasseerd hebben | klasseer u/je , klasseert je | klassere zich |