lam

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord lam. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord lam, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je lam in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord lam is hier. De definitie van het woord lam zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanlam, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Lammetjes.
  • lam
enkelvoud meervoud
naamwoord lam lammeren
verkleinwoord lammetje lammetjes

het lamo

  1. (dierkunde) jong van het schaap
  2. (dierkunde) jong van een geit
aapnootMiesWimzusJetTeunvuurGijslamkeesbokweidedoeshokduifschapen
grote leesplank, met klikbare woorden
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen lam lammer lamst
verbogen lamme lammere lamste
partitief lams lammers -

lam

  1. niet in staat om te bewegen, verlamd
  2. lui, futloos
  3. versleten door te ver doordraaien (bijvoorbeeld van schroeven)
  4. (informeel) heel erg dronken
  • Een dood kind met een lam handje
Een nietswaardige zaak.

lam

  1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord verlamd, grondig verstoord
    • lamleggen: De sneeuwval legde het verkeer lam. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]


enkelvoud meervoud
naamwoord lam lamme / lammers
  • Leenwoord uit het Nederlands

lam

  1. (dierkunde) (veeteelt) lam; jong van het schaap


  • Afgeleid van het Oudnederlandse *lamb
  • Afgeleid van het Oudnederlandse *lam

lam

  1. (dierkunde) (veeteelt) lam; jong van het schaap

lam

  1. zwak, krachteloos


  • lam
  • (Bijvoeglijk naamwoord) afkomstig van het Oudnoorse woord lami.
  • (Zelfstandig naamwoord) afkomstig van het Oudnoorse woord lamb.

lam

  1. lam; verlamd; zie ook vanfør.
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud lam lammere lammest
o enkelvoud lamt
meervoud lamme
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
lamme lammere lammeste

lam o

  1. (dierkunde), (veeteelt) lam
  2. (figuurlijk) onschuldig slachtoffer
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   lam     lammet     lam     lamma,
lammene  
genitief   lams     lammets     lams     lammas,
lammenes  


  • lam
  • (Bijvoeglijk naamwoord) afkomstig van het Oudnoorse woord lami.
  • (Zelfstandig naamwoord) afkomstig van het Oudnoorse woord lamb.

lam

  1. lam; verlamd; zie ook vanfør.
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud lam lammare lammast
o enkelvoud lamt
meervoud lamme
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
lamme lammare lammaste

lam o

  1. (dierkunde), (veeteelt) lam
  2. (figuurlijk) onschuldig slachtoffer
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   lam     lammet     lam     lamma  
genitief                


  • lam

lam

  1. genitief meervoud van lama


  • lam

lam

  1. genitief meervoud van lama

lam

  1. informeel tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van het imperfectieve werkwoord lámat


lam

  1. vorm van -m, verwijzend naar een eerste persoon enkelvoud in bezit van een woord van klasse 5 : mijn