vervoeging van de bedrijvende vorm van onthouden | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | onthouden | te onthouden | ||||||||
toekomend | zullen onthouden | te zullen onthouden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben onthouden | te hebben onthouden | ||||||||
toekomend | onthouden zullen hebben | onthouden te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
onthoudend | onthouden | ev. onthou onthoud |
mv. verouderd onthoudt |
onthoude | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | onthou onthoud |
onthoudt | onthoudt | onthoudt | onthoudt | onthouden | onthouden | onthouden | |||
verleden (o.v.t.) | onthield | onthield | onthield | onthieldt | onthield | onthielden | onthielden | onthielden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal onthouden | zult/zal onthouden | zult/zal onthouden | zult onthouden | zal onthouden | zullen onthouden | zullen onthouden | zullen onthouden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou onthouden | zou onthouden | zou(dt) onthouden | zoudt onthouden | zou onthouden | zouden onthouden | zouden onthouden | zouden onthouden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb onthouden | hebt onthouden | hebt/heeft onthouden | hebt onthouden | heeft onthouden | hebben onthouden | hebben onthouden | hebben onthouden | |||
verleden (v.v.t.) | had onthouden | had onthouden | had onthouden | hadt onthouden | had onthouden | hadden onthouden | hadden onthouden | hadden onthouden | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal onthouden hebben | zal/zult onthouden hebben | zult/zal onthouden hebben | zult onthouden hebben | zal onthouden hebben | zullen onthouden hebben | zullen onthouden hebben | zullen onthouden hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou onthouden hebben | zou onthouden hebben | zou/zoudt onthouden hebben | zoudt onthouden hebben | zou onthouden hebben | zouden onthouden hebben | zouden onthouden hebben | zouden onthouden hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm onthouden worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt onthouden | er is onthouden | |||||||||
verleden | er werd onthouden | er was onthouden | |||||||||
toekomend | er zal onthouden worden | er zal onthouden zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou onthouden worden | er zou onthouden zijn | |||||||||
lijdende vorm onthouden worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | onthouden worden | onthouden te worden | ||||||||
toekomend | onthouden zullen worden | onthouden te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | onthouden zijn | onthouden te zijn | ||||||||
toekomend | onthouden zullen zijn | onthouden te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word onthouden | wordt onthouden | wordt onthouden | wordt onthouden | wordt onthouden | worden onthouden | worden onthouden | worden onthouden | |||
verleden (o.v.t.) | werd onthouden | werd onthouden | werd onthouden | werdt onthouden | werd onthouden | werden onthouden | werden onthouden | werden onthouden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal onthouden worden | zult onthouden worden | zult onthouden worden | zult onthouden worden | zal onthouden worden | zullen onthouden worden | zullen onthouden worden | zullen onthouden worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou onthouden worden | zou onthouden worden | zou/zoudt onthouden worden | zoudt onthouden worden | zou onthouden worden | zouden onthouden worden | zouden onthouden worden | zouden onthouden worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben onthouden | bent onthouden | bent/is onthouden | zijt onthouden | is onthouden | zijn onthouden | zijn onthouden | zijn onthouden | |||
verleden (v.v.t.) | was onthouden | was onthouden | was onthouden | waart onthouden | was onthouden | waren onthouden | waren onthouden | waren onthouden | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal onthouden zijn | zult onthouden zijn | zult onthouden zijn | zult onthouden zijn | zal onthouden zijn | zullen onthouden zijn | zullen onthouden zijn | zullen onthouden zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou onthouden zijn | zou onthouden zijn | zou/zoudt onthouden zijn | zoudt onthouden zijn | zou onthouden zijn | zouden onthouden zijn | zouden onthouden zijn | zouden onthouden zijn |
vervoeging van het Nederlandse werkwoord zich onthouden | ||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
tegenwoordige tijd | verleden tijd | toekomende tijd | ||||||||||
enkelvoud | meervoud | enkelvoud | meervoud | enkelvoud | meervoud | |||||||
1 | ik | onthou onthoud me |
wij, we | onthouden ons | ik | onthield me | wij, we | onthielden ons | ik | zal me onthouden | wij, we | zullen ons onthouden |
2 | jij, je | onthoudt je | jullie | onthouden je | jij, je | onthield je | jullie | onthielden je | jij, je | zal, zult je onthouden | jullie | zullen je onthouden |
u | onthoudt zich/u | u | onthoudt zich/u | u | onthield zich/u | u | onthield zich/u | u | zult zich/u onthouden | u | zult zich/u onthouden | |
gij, ge | onthoudt u | gij, ge, gijlieden |
onthoudt u | gij, ge | onthieldt u | gij, ge, gijlieden |
onthieldt u | gij, ge | zult u onthouden | gij, ge gijlieden |
zult u onthouden | |
3 | hij, zij, het | onthoudt zich | zij, ze | onthouden zich | hij, zij, het | onthield zich | zij, ze | onthielden zich | hij, zij, het | zal zich onthouden | zij, ze | zullen zich onthouden |
onvoltooid deelwoord | voltooide tijd | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | |||||||||
zich onthoudend | zich onthouden hebben | onthou onthoud u/je , onthoudt je |
onthoude zich |