vervoeging van de bedrijvende vorm van overdoen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overdoen | over te doen | ||||||||
toekomend | zullen overdoen over zullen doen |
te zullen overdoen over te zullen doen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben overgedaan | te hebben overgedaan | ||||||||
toekomend | overgedaan zullen hebben | overgedaan te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
overdoend | overgedaan | ev. doe over |
mv. verouderd doet over |
doe over (bijzin) overdoe | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | doe over | doet over | doet over | doet over | doet over | doen over | doen over | doen over | |||
verleden (o.v.t.) | deed over | deed over | deed over | deed over | deed over | deden over | deden over | deden over | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overdoen | zult/zal overdoen | zult/zal overdoen | zult overdoen | zal overdoen | zullen overdoen | zullen overdoen | zullen overdoen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overdoen | zou overdoen | zou(dt) overdoen | zoudt overdoen | zou overdoen | zouden overdoen | zouden overdoen | zouden overdoen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | overdoe | overdoet | overdoet | overdoet | overdoet | overdoen | overdoen | overdoen | |||
verleden (o.v.t.) | overdeed | overdeed | overdeed | overdeed | overdeed | overdeden | overdeden | overdeden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overdoen over zal doen |
zult/zal overdoen over zult/zal doen |
zult/zal overdoen over zult/zal doen |
zult overdoen over zult doen |
zal overdoen over zal doen |
zullen overdoen over zullen doen |
zullen overdoen over zullen doen |
zullen overdoen over zullen doen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overdoen over zou doen |
zou overdoen over zou doen |
zou(dt) overdoen over zou(dt) doen |
zoudt overdoen over zoudt doen |
zou overdoen over zou doen |
zouden overdoen over zouden doen |
zouden overdoen over zouden doen |
zouden overdoen over zouden doen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb overgedaan | hebt overgedaan | hebt/heeft overgedaan | hebt overgedaan | heeft overgedaan | hebben overgedaan | hebben overgedaan | hebben overgedaan | |||
verleden (v.v.t.) | had overgedaan | had overgedaan | had overgedaan | hadt overgedaan | had overgedaan | hadden overgedaan | hadden overgedaan | hadden overgedaan | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overgedaan hebben | zal/zult overgedaan hebben | zult/zal overgedaan hebben | zult overgedaan hebben | zal overgedaan hebben | zullen overgedaan hebben | zullen overgedaan hebben | zullen overgedaan hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overgedaan hebben | zou overgedaan hebben | zou/zoudt overgedaan hebben | zoudt overgedaan hebben | zou overgedaan hebben | zouden overgedaan hebben | zouden overgedaan hebben | zouden overgedaan hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm overgedaan worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt overgedaan | er is overgedaan | |||||||||
verleden | er werd overgedaan | er was overgedaan | |||||||||
toekomend | er zal overgedaan worden | er zal overgedaan zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou overgedaan worden | er zou overgedaan zijn | |||||||||
lijdende vorm overgedaan worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overgedaan worden | overgedaan te worden | ||||||||
toekomend | overgedaan zullen worden | overgedaan te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | overgedaan zijn | overgedaan te zijn | ||||||||
toekomend | overgedaan zullen zijn | overgedaan te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word overgedaan | wordt overgedaan | wordt overgedaan | wordt overgedaan | wordt overgedaan | worden overgedaan | worden overgedaan | worden overgedaan | |||
verleden (o.v.t.) | werd overgedaan | werd overgedaan | werd overgedaan | werdt overgedaan | werd overgedaan | werden overgedaan | werden overgedaan | werden overgedaan | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overgedaan worden | zult overgedaan worden | zult overgedaan worden | zult overgedaan worden | zal overgedaan worden | zullen overgedaan worden | zullen overgedaan worden | zullen overgedaan worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overgedaan worden | zou overgedaan worden | zou/zoudt overgedaan worden | zoudt overgedaan worden | zou overgedaan worden | zouden overgedaan worden | zouden overgedaan worden | zouden overgedaan worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben overgedaan | bent overgedaan | bent/is overgedaan | zijt overgedaan | is overgedaan | zijn overgedaan | zijn overgedaan | zijn overgedaan | |||
verleden (v.v.t.) | was overgedaan | was overgedaan | was overgedaan | waart overgedaan | was overgedaan | waren overgedaan | waren overgedaan | waren overgedaan | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overgedaan zijn | zult overgedaan zijn | zult overgedaan zijn | zult overgedaan zijn | zal overgedaan zijn | zullen overgedaan zijn | zullen overgedaan zijn | zullen overgedaan zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overgedaan zijn | zou overgedaan zijn | zou/zoudt overgedaan zijn | zoudt overgedaan zijn | zou overgedaan zijn | zouden overgedaan zijn | zouden overgedaan zijn | zouden overgedaan zijn |