Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
passen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
passen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
passen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
passen is hier. De definitie van het woord
passen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
passen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
(heteroniem)
- In de betekenis van ‘afpassen’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
- [2]
passen
- absoluut, (kleding) precies de goede maat zijn, erin kunnen (van kleding, schoenen e.d.)
- ▸ ‘How can I help you sir? Today’s special is the Caesar salad,’ zei een vrolijke jonge vrouw die niet helemaal in haar uniform paste.[3]
- overgankelijk zien of iets de juiste maat is
- Die broek is al gepast en zit goed, nu deze nog even proberen.
- inergatief (kaartspel) (bridge) een biedbeurt voorbij laten gaan
- Daarna werd er drie keer gepast en zat hij met een ongelukkig bod aan zijn broek.
- onovergankelijk schikken, uitkomen, voegen, gelegen komen
- Past het u dat ik morgen langs kom?
- onovergankelijk (spel) een beurt voorbij laten gaan
- Aan iets een mouw weten te passen
een oplossing ergens voor weten
- Er is geen pot zo scheef, of er past wel een deksel op.
ook voor een minder mooi meisje is er een man te vinden
- In iemands kraam te pas komen
iets wat iemand nodig had
proberen zaken in een beperkte ruimte te plaatsen
- • Na veel passen en meten werd duidelijk dat we om en om op onze zij moesten gaan liggen. [4]
- Met passen en meten wordt de tijd versleten.
men moet het aanpakken en geen tijd met onbelangrijke dingen verspillen
- Op elk potje past een dekseltje.
bij iedereen en alles past wel iemand of iets
zeer goed opletten om niets fout te doen
- Te pas komen of Van pas komen
iets goed kunnen gebruiken
|
|
1. precies de goede maat zijn, erin kunnen
de passen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord pas
- ▸ En ja.... sta me toe'Hij maakte het pakje open en legde het sieraad snel om de hals van Christa, deed het slotje dicht en zette een paar passen naar achteren.[5]
passen
- overgankelijk (sport) (de bal) naar een medespeler spelen
100 % |
van de Nederlanders;
|
99 % |
van de Vlamingen.[6]
|
- ↑ "passen" in:
Sijs, Nicoline van der
, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ passen op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Tim Voors
“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
- ↑
Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- passen
- aanstaan , bevallen
- (sport) passen