passen

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord passen. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord passen, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je passen in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord passen is hier. De definitie van het woord passen zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanpassen, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Uitspraak

(heteroniem)

Woordafbreking
  • pas·sen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘afpassen’ voor het eerst aangetroffen in 1350
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
passen
paste
gepast
zwak -t volledig

Werkwoord

passen

  1. absoluut, (kleding) precies de goede maat zijn, erin kunnen (van kleding, schoenen e.d.)
    • Dit jasje past me goed. 
     ‘How can I help you sir? Today’s special is the Caesar salad,’ zei een vrolijke jonge vrouw die niet helemaal in haar uniform paste.
  2. overgankelijk zien of iets de juiste maat is
    • Die broek is al gepast en zit goed, nu deze nog even proberen. 
  3. inergatief (kaartspel) (bridge) een biedbeurt voorbij laten gaan
    • Daarna werd er drie keer gepast en zat hij met een ongelukkig bod aan zijn broek. 
  4. onovergankelijk schikken, uitkomen, voegen, gelegen komen
    • Past het u dat ik morgen langs kom? 
  5. onovergankelijk (spel) een beurt voorbij laten gaan
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de passenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord pas
     En ja.... sta me toe'Hij maakte het pakje open en legde het sieraad snel om de hals van Christa, deed het slotje dicht en zette een paar passen naar achteren.


stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
passen
passte
gepasst
zwak -t volledig

Werkwoord

passen

  1. overgankelijk (sport) (de bal) naar een medespeler spelen


Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. "passen" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. passen op website: Etymologiebank.nl
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  4. Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
  5. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044625691
  6. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • pas·sen
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
passen
passte
gepasst
zwak volledig hulpwerkwoord
= haben
  1. passen
  2. aanstaan , bevallen
  3. (sport) passen