pet

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord pet. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord pet, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je pet in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord pet is hier. De definitie van het woord pet zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanpet, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: PETpět


Nederlands

Een pet met een opschrift dat verwijst naar het Engelse woord pet.
Uitspraak
Gelijkklinkende woorden
Woordafbreking
  • pet
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het ?, in de betekenis van ‘hoofddeksel’ voor het eerst aangetroffen in 1806
  • zn v/m: herkomst onzeker; mogelijk een verkorting van Frans toupet "kuif"
  • zn o: (letterwoord) voor polyetheentereftalaat
  • bn waarschijnlijk afgeleid van  pet zn  "hoofddeksel", vanwege de sterke associatie met iemand van lagere maatschappelijke stand
enkelvoud meervoud
naamwoord pet petten
verkleinwoord petje petjes

Zelfstandig naamwoord

de petv / m

  1. (hoofddeksel) tamelijk plat hoofddeksel met een klep
    • De pet werd vroeger veel als hoofddeksel gedragen. 
     Ik droeg een pet met een lange achterflap om mijn nek te beschermen tegen de zon.
    • Een boer heeft vaak een pet op. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord pet -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het peto

  1. (materiaalkunde) polyetheentereftalaat, soort lichte, doorschijnende kunststof
    • Een fles voor mineraal water is vaak van pet gemaakt. 
Synoniemen
Verwante begrippen
stellend
onverbogen pet
verbogen (alleen
predicaat)

Bijvoeglijk naamwoord

  1. (informeel) erg slecht, waardeloos
    • Het weer was vandaag pet. 
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Bretons

Uitspraak

Vragend telwoord

pet

  1. hoeveel


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
pet pets

Zelfstandig naamwoord

pet

  1. (dierkunde) huisdier


Frans

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

pet m

  1. (spreektaal) wind, scheet
    «Ça pue ici! Qui a lâché un pet
    Het stinkt hier! Wie heeft er een scheet gelaten?
    «On tirerait plutôt un pet d'un âne mort.»
    Hij is zo gierig als de pest (letterlijk: Je zou eerder een scheet uit een dooie ezel kunnen trekken)
  2. (spreektaal) joint, stickie
    «Quand le prof est entré dans la classe, y avait Yann à la fenêtre en train de fumer un gros pet
    Toen de leraar de klas binnenkwam, zat Yann bij het raam een grote joint te roken.
  3. (spreektaal) gelazer
    «Lors de la manif, mes potes ont fait du pet
    Bij de demonstratie zorgden mijn maten voor veel ophef.
  4. (spreektaal) beschadiging
    «Putain, y a un pet sur ma portière!»
    Er zit verdomme een kras op mijn wagen!

Verwijzingen


Friulisch

Zelfstandig naamwoord

pet

  1. (anatomie) borst


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

pet

  1. (hoofddeksel) pet