pit

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord pit. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord pit, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je pit in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord pit is hier. De definitie van het woord pit zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanpit, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  • pit
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘post bij autoraces’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1961 [1]
  • In de betekenis van ‘zaadkorrel, merg van bomen, kern’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1484 [1]
  • In de betekenis van ‘gegraven opening met water’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1076 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord pit , , pitten
pits
verkleinwoord pitje pitjes

pit v/m/o

  1. (plantkunde) (voeding) zaadhoudende kern van verschillende vruchten [2]
  2. brandbare gevlochten draad in het binnenste van een kaars, olielamp of petroleumtoestel
  3. (sport) werkplaats langs een circuit voor auto- of motorsport [3]
  4. energie
    • Daar zit pit in. 
vervoeging van
pitten

pit

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van pitten
  2. gebiedende wijs van pitten
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]


pit

  1. (plantkunde)(voeding) pit; zaadhoudende kern van verschillende vruchten


pit m

  1. (spreektaal) pitbull
    «Tention, ton pit, il va saloper les sièges de ma Merco!»
    Kijk uit, zo meteen maakt die pitbull van jou de stoelen van mijn Mercedes vies! [2]


pit

  1. pit; brandbare gevlochten draad in het binnenste van een kaars, olielamp of petroleumtoestel


  • pit

pit

  1. supinum van piś


  • pit

pit

  1. genitief meervoud van pita


  • pit

pit

  1. plaatsen, leggen, zetten, stellen


  • pit

pit

  1. mannelijk enkelvoud passief deelwoord van het imperfectieve werkwoord pít

pit

  1. genitief meervoud van pita


  • Afgeleid van het Middelnederlandse pit

pit m

  1. (plantkunde)(voeding) pit; zaadhoudende kern van verschillende vruchten
  2. put