vervoeging van de bedrijvende vorm van profileren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | profileren | te profileren | ||||||||
toekomend | zullen profileren | te zullen profileren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geprofileerd | te hebben geprofileerd | ||||||||
toekomend | geprofileerd zullen hebben | geprofileerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
profilerend | geprofileerd | ev. profileer |
mv. verouderd profileert |
profilere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | profileer | profileert | profileert | profileert | profileert | profileren | profileren | profileren | |||
verleden (o.v.t.) | profileerde | profileerde | profileerde | profileerde | profileerde | profileerden | profileerden | profileerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal profileren | zult/zal profileren | zult/zal profileren | zult profileren | zal profileren | zullen profileren | zullen profileren | zullen profileren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou profileren | zou profileren | zou(dt) profileren | zoudt profileren | zou profileren | zouden profileren | zouden profileren | zouden profileren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geprofileerd | hebt geprofileerd | hebt/heeft geprofileerd | hebt geprofileerd | heeft geprofileerd | hebben geprofileerd | hebben geprofileerd | hebben geprofileerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geprofileerd | had geprofileerd | had geprofileerd | hadt geprofileerd | had geprofileerd | hadden geprofileerd | hadden geprofileerd | hadden geprofileerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geprofileerd hebben | zal/zult geprofileerd hebben | zult/zal geprofileerd hebben | zult geprofileerd hebben | zal geprofileerd hebben | zullen geprofileerd hebben | zullen geprofileerd hebben | zullen geprofileerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geprofileerd hebben | zou geprofileerd hebben | zou/zoudt geprofileerd hebben | zoudt geprofileerd hebben | zou geprofileerd hebben | zouden geprofileerd hebben | zouden geprofileerd hebben | zouden geprofileerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geprofileerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geprofileerd | er is geprofileerd | |||||||||
verleden | er werd geprofileerd | er was geprofileerd | |||||||||
toekomend | er zal geprofileerd worden | er zal geprofileerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geprofileerd worden | er zou geprofileerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geprofileerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geprofileerd worden | geprofileerd te worden | ||||||||
toekomend | geprofileerd zullen worden | geprofileerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geprofileerd zijn | geprofileerd te zijn | ||||||||
toekomend | geprofileerd zullen zijn | geprofileerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geprofileerd | wordt geprofileerd | wordt geprofileerd | wordt geprofileerd | wordt geprofileerd | worden geprofileerd | worden geprofileerd | worden geprofileerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geprofileerd | werd geprofileerd | werd geprofileerd | werdt geprofileerd | werd geprofileerd | werden geprofileerd | werden geprofileerd | werden geprofileerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geprofileerd worden | zult geprofileerd worden | zult geprofileerd worden | zult geprofileerd worden | zal geprofileerd worden | zullen geprofileerd worden | zullen geprofileerd worden | zullen geprofileerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geprofileerd worden | zou geprofileerd worden | zou/zoudt geprofileerd worden | zoudt geprofileerd worden | zou geprofileerd worden | zouden geprofileerd worden | zouden geprofileerd worden | zouden geprofileerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geprofileerd | bent geprofileerd | bent/is geprofileerd | zijt geprofileerd | is geprofileerd | zijn geprofileerd | zijn geprofileerd | zijn geprofileerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geprofileerd | was geprofileerd | was geprofileerd | waart geprofileerd | was geprofileerd | waren geprofileerd | waren geprofileerd | waren geprofileerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geprofileerd zijn | zult geprofileerd zijn | zult geprofileerd zijn | zult geprofileerd zijn | zal geprofileerd zijn | zullen geprofileerd zijn | zullen geprofileerd zijn | zullen geprofileerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geprofileerd zijn | zou geprofileerd zijn | zou/zoudt geprofileerd zijn | zoudt geprofileerd zijn | zou geprofileerd zijn | zouden geprofileerd zijn | zouden geprofileerd zijn | zouden geprofileerd zijn |