vervoeging van de bedrijvende vorm van resigneren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | resigneren | te resigneren | ||||||||
toekomend | zullen resigneren | te zullen resigneren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geresigneerd | te hebben geresigneerd | ||||||||
toekomend | geresigneerd zullen hebben | geresigneerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
resignerend | geresigneerd | ev. resigneer |
mv. verouderd resigneert |
resignere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | resigneer | resigneert | resigneert | resigneert | resigneert | resigneren | resigneren | resigneren | |||
verleden (o.v.t.) | resigneerde | resigneerde | resigneerde | resigneerde | resigneerde | resigneerden | resigneerden | resigneerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal resigneren | zult/zal resigneren | zult/zal resigneren | zult resigneren | zal resigneren | zullen resigneren | zullen resigneren | zullen resigneren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou resigneren | zou resigneren | zou(dt) resigneren | zoudt resigneren | zou resigneren | zouden resigneren | zouden resigneren | zouden resigneren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geresigneerd | hebt geresigneerd | hebt/heeft geresigneerd | hebt geresigneerd | heeft geresigneerd | hebben geresigneerd | hebben geresigneerd | hebben geresigneerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geresigneerd | had geresigneerd | had geresigneerd | hadt geresigneerd | had geresigneerd | hadden geresigneerd | hadden geresigneerd | hadden geresigneerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geresigneerd hebben | zal/zult geresigneerd hebben | zult/zal geresigneerd hebben | zult geresigneerd hebben | zal geresigneerd hebben | zullen geresigneerd hebben | zullen geresigneerd hebben | zullen geresigneerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geresigneerd hebben | zou geresigneerd hebben | zou/zoudt geresigneerd hebben | zoudt geresigneerd hebben | zou geresigneerd hebben | zouden geresigneerd hebben | zouden geresigneerd hebben | zouden geresigneerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geresigneerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geresigneerd | er is geresigneerd | |||||||||
verleden | er werd geresigneerd | er was geresigneerd | |||||||||
toekomend | er zal geresigneerd worden | er zal geresigneerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geresigneerd worden | er zou geresigneerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geresigneerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geresigneerd worden | geresigneerd te worden | ||||||||
toekomend | geresigneerd zullen worden | geresigneerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geresigneerd zijn | geresigneerd te zijn | ||||||||
toekomend | geresigneerd zullen zijn | geresigneerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geresigneerd | wordt geresigneerd | wordt geresigneerd | wordt geresigneerd | wordt geresigneerd | worden geresigneerd | worden geresigneerd | worden geresigneerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geresigneerd | werd geresigneerd | werd geresigneerd | werdt geresigneerd | werd geresigneerd | werden geresigneerd | werden geresigneerd | werden geresigneerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geresigneerd worden | zult geresigneerd worden | zult geresigneerd worden | zult geresigneerd worden | zal geresigneerd worden | zullen geresigneerd worden | zullen geresigneerd worden | zullen geresigneerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geresigneerd worden | zou geresigneerd worden | zou/zoudt geresigneerd worden | zoudt geresigneerd worden | zou geresigneerd worden | zouden geresigneerd worden | zouden geresigneerd worden | zouden geresigneerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geresigneerd | bent geresigneerd | bent/is geresigneerd | zijt geresigneerd | is geresigneerd | zijn geresigneerd | zijn geresigneerd | zijn geresigneerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geresigneerd | was geresigneerd | was geresigneerd | waart geresigneerd | was geresigneerd | waren geresigneerd | waren geresigneerd | waren geresigneerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geresigneerd zijn | zult geresigneerd zijn | zult geresigneerd zijn | zult geresigneerd zijn | zal geresigneerd zijn | zullen geresigneerd zijn | zullen geresigneerd zijn | zullen geresigneerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geresigneerd zijn | zou geresigneerd zijn | zou/zoudt geresigneerd zijn | zoudt geresigneerd zijn | zou geresigneerd zijn | zouden geresigneerd zijn | zouden geresigneerd zijn | zouden geresigneerd zijn |