vervoeging van de bedrijvende vorm van slopen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | slopen | te slopen | ||||||||
toekomend | zullen slopen | te zullen slopen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gesloopt | te hebben gesloopt | ||||||||
toekomend | gesloopt zullen hebben | gesloopt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
slopend | gesloopt | ev. sloop |
mv. verouderd sloopt |
slope | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | sloop | sloopt | sloopt | sloopt | sloopt | slopen | slopen | slopen | |||
verleden (o.v.t.) | sloopte | sloopte | sloopte | sloopte | sloopte | sloopten | sloopten | sloopten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal slopen | zult/zal slopen | zult/zal slopen | zult slopen | zal slopen | zullen slopen | zullen slopen | zullen slopen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou slopen | zou slopen | zou(dt) slopen | zoudt slopen | zou slopen | zouden slopen | zouden slopen | zouden slopen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gesloopt | hebt gesloopt | hebt/heeft gesloopt | hebt gesloopt | heeft gesloopt | hebben gesloopt | hebben gesloopt | hebben gesloopt | |||
verleden (v.v.t.) | had gesloopt | had gesloopt | had gesloopt | hadt gesloopt | had gesloopt | hadden gesloopt | hadden gesloopt | hadden gesloopt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gesloopt hebben | zal/zult gesloopt hebben | zult/zal gesloopt hebben | zult gesloopt hebben | zal gesloopt hebben | zullen gesloopt hebben | zullen gesloopt hebben | zullen gesloopt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gesloopt hebben | zou gesloopt hebben | zou/zoudt gesloopt hebben | zoudt gesloopt hebben | zou gesloopt hebben | zouden gesloopt hebben | zouden gesloopt hebben | zouden gesloopt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gesloopt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gesloopt | er is gesloopt | |||||||||
verleden | er werd gesloopt | er was gesloopt | |||||||||
toekomend | er zal gesloopt worden | er zal gesloopt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gesloopt worden | er zou gesloopt zijn | |||||||||
lijdende vorm gesloopt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gesloopt worden | gesloopt te worden | ||||||||
toekomend | gesloopt zullen worden | gesloopt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gesloopt zijn | gesloopt te zijn | ||||||||
toekomend | gesloopt zullen zijn | gesloopt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gesloopt | wordt gesloopt | wordt gesloopt | wordt gesloopt | wordt gesloopt | worden gesloopt | worden gesloopt | worden gesloopt | |||
verleden (o.v.t.) | werd gesloopt | werd gesloopt | werd gesloopt | werdt gesloopt | werd gesloopt | werden gesloopt | werden gesloopt | werden gesloopt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gesloopt worden | zult gesloopt worden | zult gesloopt worden | zult gesloopt worden | zal gesloopt worden | zullen gesloopt worden | zullen gesloopt worden | zullen gesloopt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gesloopt worden | zou gesloopt worden | zou/zoudt gesloopt worden | zoudt gesloopt worden | zou gesloopt worden | zouden gesloopt worden | zouden gesloopt worden | zouden gesloopt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gesloopt | bent gesloopt | bent/is gesloopt | zijt gesloopt | is gesloopt | zijn gesloopt | zijn gesloopt | zijn gesloopt | |||
verleden (v.v.t.) | was gesloopt | was gesloopt | was gesloopt | waart gesloopt | was gesloopt | waren gesloopt | waren gesloopt | waren gesloopt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gesloopt zijn | zult gesloopt zijn | zult gesloopt zijn | zult gesloopt zijn | zal gesloopt zijn | zullen gesloopt zijn | zullen gesloopt zijn | zullen gesloopt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gesloopt zijn | zou gesloopt zijn | zou/zoudt gesloopt zijn | zoudt gesloopt zijn | zou gesloopt zijn | zouden gesloopt zijn | zouden gesloopt zijn | zouden gesloopt zijn |