on

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord on. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord on, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je on in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord on is hier. De definitie van het woord on zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanon, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Telwoord (aze)
0
1 11 10 100 103
2 12 20 106
3 13 30
4 14 40
5 15 50
6 16 60
7 17 70
8 18 80
9 19 90

on

  1. tien



on

  1. goed


on

  1. waar
    «Saps on viu?»
    Weet je waar hij naar toe gaat?


Naar frequentie 16
  • Afkomstig van het Middelengelse on.

on

  1. op (bovenop)
    «The keys are on the table.»
    De sleutels liggen op de tafel.
  2. op (tijd)
  3. aan
    «There are several paintings on the wall.»
    Er hangen meerdere schilderijen aan de muur.

on

  1. aan
    «Is the TV on
    Staat de TV aan?


on

  1. men
    «On n'a pas le droit de fumer ici.»
    Men mag hier niet roken.


Telwoord (crh)
0
1 11 10 100 103
2 12 20 200 106
3 13 30 300 109
4 14 40 400 1012
5 15 50 500 1015
6 16 60 600 1018
7 17 70 700 1021
8 18 80 800 1024
9 19 90 900 1027

on

  1. tien



  • on

on

  1. hij


on

  1. hij


enkelvoud meervoud
nominatief lange vorm on oni
genitief korte vorm ho jich
lange vorm jeho
na voorzetsel něho nich
datief korte vorm mu jim
lange vorm jemu
na voorzetsel němu nim
accusatief korte vorm ho je
lange vorm jeho, jej
na voorzetsel něho, něj
vocatief lange vorm - -
locatief na voorzetsel něm nich
instrumentalis korte vorm jím jimi
lange vorm
na voorzetsel ním nimi


  • on
  • Afgeleid van het Protoslavische *onъ

on derde persoon m bezield enkelvoud

  1. nominatief (onderwerp) hij
    «To byl on
    Hij was het!
    «On a jeho sestra.»
    Hij en zijn zus
enkelvoud meervoud
nominatief lange vorm on ony
genitief korte vorm ho jich
lange vorm jeho
na voorzetsel něho nich
datief korte vorm mu jim
lange vorm jemu
na voorzetsel němu nim
accusatief korte vorm ho je
lange vorm jeho, jej
na voorzetsel něho, něj
vocatief lange vorm - -
locatief na voorzetsel něm nich
instrumentalis korte vorm jím jimi
lange vorm
na voorzetsel ním nimi

on derde persoon m onbezield enkelvoud

  1. nominatief (onderwerp) hij, het




Telwoord (tur)
0
1 11 10 100 103
2 12 20 200 106
3 13 30 300 109
4 14 40 400 1012
5 15 50 500 1015
6 16 60 600 1018
7 17 70 700 1021
8 18 80 800 1024
9 19 90 900 1027

on

  1. tien