Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
rok. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
rok, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
rok in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
rok is hier. De definitie van het woord
rok zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
rok, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
de rok m
- (kleding) een voornamelijk door vrouwen (in o.a. Schotland ook door mannen) gedragen buis- of kegelvormig kledingstuk dat om de taille wordt gedragen en een deel van de benen bedekt
- ▸ Een jonge jongen in een Schotse rok kwam keihard in een stofwolk de berg af rennen en sprong onmiddellijk op Pogues rug.[6]
- (kleding) type avondkleding, rokkostuum
- (plantkunde) membraan , omhullend vlies, tunica
kledingstuk
- Het hemd is nader dan de rok
Eigen familie gaat voor
- Iemand achter de rokken lopen/ziten
Iemand (m.n. een vrouw) het hof willen maken, een vrouw proberen te versieren
- Zij heeft geen rok aan haar gat
Die vrouw heeft niets, zij is erg arm
1. buis- of kegelvormig kledingstuk
rok
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rokken
- gebiedende wijs van rokken
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rokken
100 % |
van de Nederlanders;
|
99 % |
van de Vlamingen.[7]
|
rok
- (kleding) jurk
- Afgeleid van het Proto-Slavische *rokъ
rok
- jaar
rok
- (kleding) rok, jurk
- «Murid perempuan memakai blus berwarna putih dan rok berwarna abu-abu.»
- Studentes dragen een witte bloes en een grijze rok.
- (muziek) rock
- Afgeleid van het Proto-Slavische *rokъ
rok
- jaar
rok
- rook; een zichtbaar mengsel van gassen, dampen en fijne vaste deeltjes dat bij verbranding opstijgt
- Afgeleid van het Proto-Slavische *rokъ
rok m
- jaar
- Afgeleid van het Proto-Slavische *rokъ
rok m
- jaar
- «Je o dva roky starší ako ty.»
- Hij is twee jaar ouder dan jij.
- Afgeleid van het Proto-Slavische *rokъ
rok monbezield
- (tijdrekening) jaar; een periode van 1 januari tot 31 december
- «Narodil jsem se v roce 1976.»
- Ik ben geboren in (het jaar) 1976.
- (eenheid)(tijdrekening) jaar; de duur van een omloop van de aarde om de zon van circa 365 dagen
- «Na vojnu se dnes chodí na rok.»
- De dienstplicht duur tegenwoordig een jaar.
- (tijdrekening) jaar; een periode van twaalf maanden of korter verbonden met een bepaalde activiteit
- «Školní rok trvá od září do června.»
- Het schooljaar duurt van september tot juni.
- (tijdrekening) jaar; de duur van de omloop van een planeet om haar ster
- «Doba, za kterou Mars oběhne kolem Slunce, se říká marsovský rok.»
- De periode, waarin Mars een rondje om de zon draait, wordt een marsjaar genoemd.
- kalendářní rok monbezield
- (in meervoud) léta omv
- –
- –
- r.
- –
- –
- –
rok monbezield
- (verouderd) bespreking, discussie