vervoeging van de bedrijvende vorm van smaken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | smaken | te smaken | ||||||||
toekomend | zullen smaken | te zullen smaken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gesmaakt | te hebben gesmaakt | ||||||||
toekomend | gesmaakt zullen hebben | gesmaakt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
smakend | gesmaakt | ev. smaak |
mv. verouderd smaakt |
smake | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | smaak | smaakt | smaakt | smaakt | smaakt | smaken | smaken | smaken | |||
verleden (o.v.t.) | smaakte | smaakte | smaakte | smaakte | smaakte | smaakten | smaakten | smaakten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal smaken | zult/zal smaken | zult/zal smaken | zult smaken | zal smaken | zullen smaken | zullen smaken | zullen smaken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou smaken | zou smaken | zou(dt) smaken | zoudt smaken | zou smaken | zouden smaken | zouden smaken | zouden smaken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gesmaakt | hebt gesmaakt | hebt/heeft gesmaakt | hebt gesmaakt | heeft gesmaakt | hebben gesmaakt | hebben gesmaakt | hebben gesmaakt | |||
verleden (v.v.t.) | had gesmaakt | had gesmaakt | had gesmaakt | hadt gesmaakt | had gesmaakt | hadden gesmaakt | hadden gesmaakt | hadden gesmaakt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gesmaakt hebben | zal/zult gesmaakt hebben | zult/zal gesmaakt hebben | zult gesmaakt hebben | zal gesmaakt hebben | zullen gesmaakt hebben | zullen gesmaakt hebben | zullen gesmaakt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gesmaakt hebben | zou gesmaakt hebben | zou/zoudt gesmaakt hebben | zoudt gesmaakt hebben | zou gesmaakt hebben | zouden gesmaakt hebben | zouden gesmaakt hebben | zouden gesmaakt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gesmaakt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gesmaakt | er is gesmaakt | |||||||||
verleden | er werd gesmaakt | er was gesmaakt | |||||||||
toekomend | er zal gesmaakt worden | er zal gesmaakt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gesmaakt worden | er zou gesmaakt zijn | |||||||||
lijdende vorm gesmaakt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gesmaakt worden | gesmaakt te worden | ||||||||
toekomend | gesmaakt zullen worden | gesmaakt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gesmaakt zijn | gesmaakt te zijn | ||||||||
toekomend | gesmaakt zullen zijn | gesmaakt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gesmaakt | wordt gesmaakt | wordt gesmaakt | wordt gesmaakt | wordt gesmaakt | worden gesmaakt | worden gesmaakt | worden gesmaakt | |||
verleden (o.v.t.) | werd gesmaakt | werd gesmaakt | werd gesmaakt | werdt gesmaakt | werd gesmaakt | werden gesmaakt | werden gesmaakt | werden gesmaakt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gesmaakt worden | zult gesmaakt worden | zult gesmaakt worden | zult gesmaakt worden | zal gesmaakt worden | zullen gesmaakt worden | zullen gesmaakt worden | zullen gesmaakt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gesmaakt worden | zou gesmaakt worden | zou/zoudt gesmaakt worden | zoudt gesmaakt worden | zou gesmaakt worden | zouden gesmaakt worden | zouden gesmaakt worden | zouden gesmaakt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gesmaakt | bent gesmaakt | bent/is gesmaakt | zijt gesmaakt | is gesmaakt | zijn gesmaakt | zijn gesmaakt | zijn gesmaakt | |||
verleden (v.v.t.) | was gesmaakt | was gesmaakt | was gesmaakt | waart gesmaakt | was gesmaakt | waren gesmaakt | waren gesmaakt | waren gesmaakt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gesmaakt zijn | zult gesmaakt zijn | zult gesmaakt zijn | zult gesmaakt zijn | zal gesmaakt zijn | zullen gesmaakt zijn | zullen gesmaakt zijn | zullen gesmaakt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gesmaakt zijn | zou gesmaakt zijn | zou/zoudt gesmaakt zijn | zoudt gesmaakt zijn | zou gesmaakt zijn | zouden gesmaakt zijn | zouden gesmaakt zijn | zouden gesmaakt zijn |