blauw

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord blauw. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord blauw, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je blauw in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord blauw is hier. De definitie van het woord blauw zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanblauw, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
 
blauw
  • blauw
enkelvoud meervoud
naamwoord blauw blauwen
verkleinwoord blauwtje blauwtjes

het blauwo

  1. (kleur) primaire kleur die zich in het spectrum bevindt tussen cyaan en violet
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen blauw blauwer blauwst
verbogen blauwe blauwere blauwste
partitief blauws blauwers -

blauw

  1. (kleur) de kleur blauw hebbend
    • Dat lijkt wel een blauw huis! 
     Midden in de nacht schrok ik wakker doordat de deur met een klap opensloeg. Twee jongens sprongen verschrikt de hut in, een hoop commotie veroorzakend. Ze waren naar buiten gegaan om te plassen maar werden daar plotseling omringd door een blauwe lichtbol.[4]
  2. (maatschappij) zijnde een Indo of van (gedeeltelijk) Indonesische of Europees-Indische afkomst
     Doch ook daar moeten zij lijden door den vloek hunner geboorte; terwijl voor den gegoeden sinjo alle rangen tot de hoogste toe open staan, is de arme bastaard gedoemd om tal van vernederingen te verduren. Scheldnamen als: »blauwe vent, lekkerpieper, zwart mormel, klipsteen, zwarte aap, blauw lijk”, zijn er schering en inslag; en de beleedigde moet al die krenking stilzwijgend verkroppen om erger te voorkomen.[5]
  • blauw gevroren
  • iemand bont en blauw slaan
vervoeging van
blauwen

blauw

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blauwen
    • Ik blauw. 
  2. gebiedende wijs van blauwen
    • Blauw! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blauwen
    • Blauw je? 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[6]
  1. blauw op website: Etymologiebank.nl
  2. blauw op website: Etymologiebank.nl
  3. "blauw" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  5. Bronlink geraadpleegd op 22-05-2021 Weblink bron
    Henri Hubert van Kol
    “Uit onze koloniën : uitvoerig reisverhaal” (1903), Sijthoff, p. 770 op Delpher.nl op Wikipedia
  6. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


enkelvoud meervoud
naamwoord blauw blauwen
verkleinwoord

blauw

  1. (kleur) blauw; de primaire kleur die zich in het spectrum bevindt tussen cyaan en violet

blauw

  1. (kleur) blauw; de kleur blauw hebbend


enkelvoud meervoud
naamwoord blauw blauwen
verkleinwoord

blauw

  1. (kleur) blauw; de primaire kleur die zich in het spectrum bevindt tussen cyaan en violet

blauw

  1. (kleur) blauw; de kleur blauw hebbend


enkelvoud meervoud
naamwoord blauw blauwen
verkleinwoord

blauw

  1. (kleur) blauw; de primaire kleur die zich in het spectrum bevindt tussen cyaan en violet

blauw

  1. (kleur) blauw; de kleur blauw hebbend


enkelvoud meervoud
naamwoord blauw blauwen
verkleinwoord

blauw

  1. (kleur) blauw; de primaire kleur die zich in het spectrum bevindt tussen cyaan en violet

blauw

  1. (kleur) blauw; de kleur blauw hebbend


enkelvoud meervoud
naamwoord blauw blauwen
verkleinwoord

blauw

  1. (kleur) blauw; de primaire kleur die zich in het spectrum bevindt tussen cyaan en violet

blauw

  1. (kleur) blauw; de kleur blauw hebbend