kast

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord kast. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord kast, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je kast in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord kast is hier. De definitie van het woord kast zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vankast, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kast
Woordherkomst en -opbouw
  • Ontwikkeld uit Middelnederlands caste "korenschuur, voorraadschuur", ontleend aan Duits Kasten (in het Nederlands opgevat als mv), in de betekenis van "opbergmeubel" voor het eerst aangetroffen in 1662.
  • In betekenis mogelijk ook beïnvloed door het vrijwel gelijkluidende woord kas.
enkelvoud meervoud
naamwoord kast kasten
verkleinwoord kastje kastjes

Zelfstandig naamwoord

de kastv / m

  1. (meubel) een meubel om gebruiksvoorwerpen in op te bergen, meestal voorzien van horizontale schappen
    • de avond in het restaurant bracht hij met zijn tweejarig zoontje, wegens diens fascinatie met dit voorwerp, door in de stofzuigerkast 
  2. (informeel) een televisietoestel (meestal als verkleinwoord: kastje)
  3. (informeel) gevangenis
    • In de kast zitten. 
  4. (informeel) een groot gebouw
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Anagrammen
Uitdrukkingen en gezegden
  • alles uit de kast halen
grote inspanningen leveren
  • iemand op de kast jagen
iemand boos maken
bekend laten worden dat je homoseksueel bent (letterlijk: (VS) Engels to come out of the closet)
  • van het kastje naar de muur gestuurd worden
met bureaucratisch gedoe te maken krijgen
  • en kast van een (huis, etc.)
een zeer groot (huis, etc.)
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
kassen

kast

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kassen
    • Jij kast. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kassen
    • Hij kast. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van kassen
    • Kast! 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Nedersaksisch

Woordafbreking
  • kast

Zelfstandig naamwoord

kast

  1. (religie)(kerst)(feest) kerst; de periode van kerstavond tot en met tweede kerstdag
Schrijfwijzen
Synoniemen

Meer informatie

Meer informatie


Noors

Woordafbreking
  • kast

kast

  1. gebiedende wijs van kaste


Nynorsk

Woordafbreking
  • kast

kast

  1. gebiedende wijs van kaste
Synoniemen


Sallands

Woordafbreking
  • kast

Zelfstandig naamwoord

kast

  1. (religie)(kerst)(feest) kerst; de periode van kerstavond tot en met tweede kerstdag
Schrijfwijzen
Synoniemen


Stellingwerfs

Woordafbreking
  • kast

Zelfstandig naamwoord

kast

  1. (religie)(kerst)(feest) kerst; de periode van kerstavond tot en met tweede kerstdag
Synoniemen


Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • kast

Zelfstandig naamwoord

kast

  1. genitief meervoud van kasta