Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
appel . In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
appel , maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
appel in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
appel is hier. De definitie van het woord
appel zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
appel , maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
Een rode 'appel
(klemtoonhomogram )
áppel: erfwoord , in de betekenis van ‘vrucht’ aangetroffen vanaf 1146 [ 1]
áppel m
(bloemplanten ) (fruit ) Malus ronde eetbare vrucht met wit vruchtvlees en een rode , groene of gele al dan niet gebloste of gestreepte schil ; vrucht van de appelboom (in het bijzonder van de soort Malus domestica ).
Snoep gezond, eet een appel !
▸ Toen ik de volgende ochtend om 4 uur wakker werd, stond de stille jongen al op het punt te vertrekken en gaf me een appel . [ 2]
(bloemplanten ) Malus boom die deze vruchten draagt, appelboom .
Ik heb veel appelen staan in mijn tuin.
Als je handelt in bepaalde goederen, dan zul je deze zelf waarschijnlijk ook gebruiken./Iemand die bepaalde werkzaamheden voor een ander moet verrichten, geniet daar doorgaans zelf ook van.
Een rotte appel in de mand maakt ook het gave fruit te schand.
Een negatieve beïnvloeding van één persoon kan vele anderen op het slechte pad brengen, of ook hun reputatie aantasten.
Een schip met zure appels
Iets extra's dat men achter de hand houdt voor minder goede tijden
Appels met met peren/citroenen vergelijken
Onvergelijkbare zaken toch met elkaar (proberen te) vergelijken
Iemand appelen voor citroenen verkopen
Iemand afzetten, in het zak zetten
Gouden appels op zilveren schalen
Een kostbare inhoud in een kostbare verpakking
Door de zure appel bijten
Het onaangename trotseren
Met iemand een appeltje te schillen hebben
Met iemand nog iets (meestal) onaangenaams af te handelen hebben
Daar komt een schip met zure appels .
Daar komt een storm aan
Dat zijn appels op gouden benen.
Dat is heel zeldzaam
1. vrucht
Middelhoogduits : appel (gmh) , apfel (gmh) , epfel (gmh) , öpfel (gmh)
Middelnederduits : appel
Middelnederlands : apel , āpel , appel
Nedersaksisch : abbel (nds) , appel (nds) , Appel (nds)
Nedersorbisch : jabłuko (dsb)
Noord-Fries : aapel , ååpel , Oapel
Noors : eple (no)
Occitaans : poma (oc) v
Oekraïens : яблуко (uk)
Oppersorbisch : jabłuko (hsb)
Oudfries : appel
Oudhoogduits : apful
Oudnederlands : appel
Oudsaksisch : appel (osx)
Papiaments : appel , aplo (alternatief op Aruba)
Perzisch : سیب (fa) (sib)
Plautdietsch : Aupel (pdt) , Auppel (pdt)
Pools : jabłko (pl) o
Portugees : maçã (pt) v
Ripuarisch : Appel (ksh)
Roemeens : măr (ro) o
Russisch : яблоко (ru) (jabloko)
Saterfries : Appel (stq)
Schots : aipple (sco) , aiple (sco)
Servisch : jabuka (sr)
Sloveens : jabolko (sl) o
Slowaaks : jablko (sk) o
Spaans : manzana (es) v
Tsjechisch : jablko (cs) o
Turks : elma (tr)
Vietnamees : quả táo (vi)
Waals : peme (wa)
Welsh : afal (cy) m
West-Vlaams : appel (vls)
Zweeds : äpple (sv) o
appél o
tijdstip waarop alle leden van een groep bijeengeroepen worden om hun aanwezigheid te bewijzen.
's Morgens om zes uur moesten alle soldaten op appel verschijnen.
het doen van een beroep op iemands gevoel van eer of rechtvaardigheid
De appellant richtte een appel aan de gouverneur om de executie uit te stellen.
(juridisch ) hoger beroep
(valkerij ) : de reactie of gehoorzaamheid van de vogel
Tot 2006 was de spelling van appel met eindklemtoon appèl . Sindsdien wordt het woord zonder accentteken geschreven. Echter ter verduidelijking is het toevoegen van een accent aigu (een zogenaamd "klemtoonteken") in het Nederlands altijd toegestaan.
99 %
van de Nederlanders;
100 %
van de Vlamingen.[ 3]
appel in het Nederlands Soortenregister N
appel op Wikidata
appel op "Wilde planten in Nederland en België" ♣
↑ 1,0 1,1 "appel" in: Sijs, Nicoline van der
, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen , 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org ; ISBN 90 204 2045 3
↑ Tim Voors
“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
appel
(fruit ) appel ; ronde eetbare vrucht met wit vruchtvlees en een rode, groene of gele al dan niet gebloste of gestreepte schil; vrucht van de appelboom
Afgeleid van het Nederlandse appel
appel
(fruit ) appel ; ronde eetbare vrucht met wit vruchtvlees en een rode, groene of gele al dan niet gebloste of gestreepte schil; vrucht van de appelboom
enkelvoud
meervoud
zonder lidwoord
met lidwoord
zonder lidwoord
met lidwoord
appel
l'appel
appels
les appels
appel m
aanroep , oproep
(juridisch ) appel , beroep
sein
telefoongesprek
(sport ) het zich afzetten voor een sprong
(kaartspel ) invite
Afgeleid van het Oudfriese appel
appel
(fruit ) appel ; ronde eetbare vrucht met wit vruchtvlees en een rode, groene of gele al dan niet gebloste of gestreepte schil; vrucht van de appelboom
appel
(fruit ) appel ; ronde eetbare vrucht met wit vruchtvlees en een rode, groene of gele al dan niet gebloste of gestreepte schil; vrucht van de appelboom
Geluid : Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
IPA :
(Etsbergs) : /ɑpɐɫ/ , /ɑpɐl/
(Montforts) : /ɑpəl/ , /ɑpl̩/
(Rothenbachs) : /ɑʰpɫ̩/
appel m
(Hooglimburgs ) , (fruit ) appel (vrucht).
enkelvoud
meervoud
geheel
gemuteerd
verkleind
gemuteerd verkleind
geheel
gemuteerd
verkleind
gemuteerd verkleind
nominatief
appel
-
eppelke
-
eppel
-
eppelkes
-
genitief
appels
-
eppelkes
-
eppel
-
eppelkes
-
locatief
appeles
-
appeleske
-
appelese
-
appeleskes
-
datief
appele
-
eppelke
-
eppel
-
eppelkes
-
accusatief
appel
-
eppelke
-
eppel
-
eppelkes
-
Afgeleid van het Angelsaksische æppel
appel
(fruit ) appel ; ronde eetbare vrucht met wit vruchtvlees en een rode, groene of gele al dan niet gebloste of gestreepte schil; vrucht van de appelboom
Afgeleid van het Oudhoogduitse apful
apfel
(fruit ) appel ; ronde eetbare vrucht met wit vruchtvlees en een rode, groene of gele al dan niet gebloste of gestreepte schil; vrucht van de appelboom
Afgeleid van het Oudnederlandse appel
appel m
(fruit ) appel ; ronde eetbare vrucht met wit vruchtvlees en een rode, groene of gele al dan niet gebloste of gestreepte schil; vrucht van de appelboom
Afgeleid van het Middelnederduitse appel
appel m
(fruit ) appel ; ronde eetbare vrucht met wit vruchtvlees en een rode, groene of gele al dan niet gebloste of gestreepte schil; vrucht van de appelboom
Afgeleid van het Proto-West-Germaanse *applu
appel m
(fruit ) appel ; ronde eetbare vrucht met wit vruchtvlees en een rode, groene of gele al dan niet gebloste of gestreepte schil; vrucht van de appelboom
Afgeleid van het Proto-West-Germaanse *applu
appel
(fruit ) appel ; ronde eetbare vrucht met wit vruchtvlees en een rode, groene of gele al dan niet gebloste of gestreepte schil; vrucht van de appelboom
appel m
(fruit ) appel
Van het Nederlandse appel
appel
(fruit ) appel
appel
(fruit ) appel ; ronde eetbare vrucht met wit vruchtvlees en een rode, groene of gele al dan niet gebloste of gestreepte schil; vrucht van de appelboom
appel
(fruit ) appel ; ronde eetbare vrucht met wit vruchtvlees en een rode, groene of gele al dan niet gebloste of gestreepte schil; vrucht van de appelboom
appel
(fruit ) appel ; ronde eetbare vrucht met wit vruchtvlees en een rode, groene of gele al dan niet gebloste of gestreepte schil; vrucht van de appelboom
appel
(fruit ) appel ; ronde eetbare vrucht met wit vruchtvlees en een rode, groene of gele al dan niet gebloste of gestreepte schil; vrucht van de appelboom