Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
hol. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
hol, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
hol in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
hol is hier. De definitie van het woord
hol zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
hol, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
- bn in de betekenis van ‘leeg’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 918 [1]
- zn in de betekenis van ‘grot’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
- zn in de betekenis van ‘rennen’: uit het Middelnederlands [2]
hol
- zonder inhoud, zonder betekenis, leeg
- ▸ Het is belangrijk om dit soort dingen bespreekbaar te maken, anders blijven de wijze woorden van Kahlil Gibran beperkt tot holle speeches tijdens de huwelijksvoltrekking.[3]
- wat een lege ruimte of voorwerp in zich heeft
- alsof het uit een lege ruimte komt, niet vol van klank
- naar binnen of naar beneden gebogen
- met hoge golfslag
- : holle woorden, een holle blik
- : een holle boom
- : holle klanken
- : holle wangen, holle ogen, een holle weg
- : een holle zee
1. zonder inhoud, zonder betekenis, leeg
hol
- verdiept, concaaf
het hol o
- (geologie) grot, spelonk
- ▸ `Sinterklaas,' zei het nieuwe Pietje, 'in een hol, hoog in de bergen, woont een heks die toverdranken maakt. Zal ik u de weg wijzen?'[4]
- (dierkunde) ondergrondse woonruimte of schuilplaats van bepaalde diersoorten
- Het hol van een das wordt een dassenburcht genoemd.
2. ondergrondse woning of schuilplaats van een dier
hol
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hollen
- gebiedende wijs van hollen
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hollen
de hol m
- onbeheerst rennen van een mens of dier
100 % |
van de Nederlanders;
|
100 % |
van de Vlamingen.[5]
|
- ↑ 1,0 1,1 "hol" in:
Sijs, Nicoline van der
, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Tim Voors
“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat , p. 12
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Leenwoord uit het Nederlands
hol
- hol
hol
- hol
- Afgeleid van het Oudhoogduitse hol
hol
- hol
- Afgeleid van het Proto-Germaanse *hulą
hol
- hol
hol
- waar
hol
- eerste persoon enkelvoud verleden tijd van halen
- derde persoon enkelvoud verleden tijd van halen
- Bijvoeglijk naamwoord: Afkomstig van het Oudnoordse woord holr bn
- Zelfstandig naamwoord : Afkomstig van de Oudnoordse woord holr zn
- Zelfstandig naamwoord : Afkomstig van de Oudnoordse woord holr zn
hol
- hol (zonder inhoud)
- hol (binnenin leeg)
- hol (klank)
- hol (gebogen)
- hol (golfslag)
-
: Et hol
Een gat (in een muziekinstrument)
-
: Et hol
Een gat (in de wegdek)
-
: Et hol
Een gevangenisruimte
holle frazen
- : Mye av det han sier, virker holt.
Veel van wat hij zegt, werkt hol.
een holle boomstam
een holle stem
een holle hoest
De muur was hol.
- : Trappetrinnene var slitt hole.
De trapptreden waren versleten en hol.
holle wangen hebben
iets in de holte van de hand hebben
bewogen zee
: hol, m
- een kleine vlakke hoop
- een lav haug (op een muur of oppervlak)
: hol, o
- gat, opening
- (figuurlijk) toegang
- gat, kuil, kom, laagte, put, verdieping
- hiaat, lacune, leemte
- gevangenisruimte
- dakkamer, zijkamer, zolderkamer (een kleine donkere afgelegen kamer)
- «Hybelen var et trangt hol.»
- Het hok was een smalle zijkamer.
- negorij, een achtergebleven gehucht, gat
- : krype gjennom et hol i gjerdet
door een gat in het hek kruipen
een gat in de muur slaan
de gaten in de kousen sluiten
een gat in de broek rijten
- : ha hol i ørene (for ørepynt)
gaatjes in je oren hebben (for het oorsieraat)
- : spenne inn beltet et hol
(figuurlijk) de buikriem aanhalen / versoberen
de weg was vol gaten
- : ha store hol i kunnskapene
een hiaat in de kennis van iets hebben
iemand in een gevangeniscel stoppen
een achtergebleven gehucht
hol
- nominatief bepaald onzijdig enkelvoud van hol
- Afkomstig van het Oudnoordse woord holr bn
hol
- hol (zonder inhoud)
- hol (binnenin leeg)
- hol (klank)
- hol (gebogen)
- hol (golfslag)
holle frazen
een holle boomstam
een holle wang
een holle hand
- Afgeleid van het Proto-Germaanse *hulaz
hol
- hol
- Afgeleid van het Oudfriese hol
hol
- hol
hol
- informeel tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van het imperfectieve werkwoord holit