Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord
di. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord
di, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je
di in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord
di is hier. De definitie van het woord
di zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie van
di, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
de di m
- (afkorting), (tijdrekening), (dag) dinsdag, de tweede dag van de werkweek
- «Open: di, wo, do, vr; dicht: za, zo, ma.»
- Geopend op dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag; gesloten op zaterdag, zondag en maandag.
- Echte afkortingen worden als regel met een punt geschreven: di., maar in opsommingen waar uit de context al duidelijk is dat het om de naam van een weekdag gaat is het gebruikelijk om de punt weg te laten[1].
di
- (verouderd) de
di
- vorm van de voor de derde persoon enkelvoud
- «Di.»
- Van haar.
di
- plaatsbepaling: op, in, te, aan
- «Ibu saya bekerja di kantor.»
- Mijn moeder werkt op kantoor.
- «Semalam ia tidur di hotel.»
- Gisteravond sliep hij in een hotel.
- «ada di rumah»
- thuis zijn
- «Tidak jelas di saya.»
- Het is (aan) mij niet duidelijk.
- in het spraakgebruik ook tijdsbepaling: op, in
- «Di hari itu ia tidak datang»
- Op die dag is hij niet gekomen
- «di bulan Juli»
- in juli
- nadere bepaling van het voorgaande begrip: van, uit
- «Sebenarnya dulu bapak saya senang di musik pop»
- Echt, vroeger was mijn vader dol op popmuziek.
- «tak tahu di alif»
- analfabeet
- «Jauh di mata dekat di hati»
- Ver uit het oog is diep in het hart
- «Jauh di mata, jauh di hati.»
- Uit het oog, uit het hart.
di
- van
- vanaf
- door
- in
- over
- te
- Afkomstig van het Oudnoordse voornaamwoord þinn vn
di, v (tweede persoon, vrouwelijke vorm, enkelvoud)
- jouw, je, uw (formeel)
- Afkomstig van het Oudnoordse voornaamwoord þinn vn
di, v (tweede persoon, vrouwelijke vorm, enkelvoud)
- jouw, je, uw (formeel)
di
- datief en accusatief tweede persoon enkelvoud jou, je
di
- je
di
- eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito indefinido) van dar
di
- eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito indefinido) van darse
di
- gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van decir
di
- informeel tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van het imperfectieve werkwoord jít