Gebruiker:MarcoSwart/frequent

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord Gebruiker:MarcoSwart/frequent. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord Gebruiker:MarcoSwart/frequent, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je Gebruiker:MarcoSwart/frequent in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord Gebruiker:MarcoSwart/frequent is hier. De definitie van het woord Gebruiker:MarcoSwart/frequent zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanGebruiker:MarcoSwart/frequent, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
  1. dat
  2. die
  3. zulk
  4. dat
  5. die
  6. wat
  7. wie
  8. hun
  9. je
  10. jullie
  11. ons
  12. onze
  13. z'n
  14. zijn
  15. aanwezig
  16. aardig
  17. afwezig
  18. angstig
  19. bezig
  20. blij
  21. blijde
  22. eens
  23. eenvoudig
  24. eigen
  25. eigenaardig
  26. ernstig
  27. ervaren
  28. even
  29. fout
  30. geboren
  31. gelukkig
  32. gesloten
  33. geweldig
  34. gezellig
  35. gunstig
  36. haastig
  37. heftig
  38. heilig
  39. hevig
  40. huidig
  41. jarig
  42. krachtig
  43. machtig
  44. merkwaardig
  45. militair
  46. naar
  47. nieuwsgierig
  48. nodig
  49. nuttig
  50. oneven
  51. open
  52. prachtig
  53. rustig
  54. spoedig
  55. stellig
  56. tegenwoordig
  57. tevreden
  58. toevallig
  59. uitvoerig
  60. veilig
  61. verboden
  62. verkouden
  63. verscheiden
  64. verstandig
  65. volledig
  66. voorlopig
  67. voornaam
  68. voorzichtig
  69. vorig
  70. waar
  71. weinig
  72. wijd
  73. zelfstandig
  74. zenuwachtig
  75. zorgvuldig
  76. zuur
  77. zwaar
  78. zwak
  79. enig
  80. enkel
  81. erg
  82. voorbij
  83. zwart
  84. aan
  85. achter
  86. af
  87. akkoord
  88. al
  89. aldoor
  90. aldus
  91. alleen
  92. beneden
  93. binnen
  94. boven
  95. buiten
  96. dan
  97. door
  98. eens
  99. eerst
  100. even
  101. genoeg
  102. gisteren
  103. heen
  104. iets
  105. in
  106. intussen
  107. langs
  108. maar
  109. meer
  110. meteen
  111. midden
  112. minder
  113. morgen
  114. na
  115. om
  116. onder
  117. op
  118. over
  119. samen
  120. te
  121. tegen
  122. tegenover
  123. tevoren
  124. toen
  125. tussen
  126. uit
  127. vanmorgen
  128. veel
  129. volkomen
  130. voor
  131. voorheen
  132. voren
  133. wat
  134. weinig
  135. zelden
  136. zodanig
  137. zolang
  138. zonder
  139. zoveel
  140. zulk
  141. een
  142. enkel
  143. geen
  144. genoeg
  145. meer
  146. minder
  147. paar
  148. wat
  149. zoveel
  150. enig
  151. iedereen
  152. iets
  153. men
  154. wat
  155. welk
  156. hen
  157. het
  158. hun
  159. je
  160. jullie
  161. me
  162. mij
  163. ons
  164. u
  165. wij
  166. een
  167. eerst
  168. veel
  169. alstublieft
  170. goedemorgen
  171. welterusten
  172. hetgeen
  173. waar
  174. wanneer
  175. wat
  176. welk
  177. wie
  178. al
  179. dan
  180. dat
  181. maar
  182. naar
  183. nu
  184. sedert
  185. sinds
  186. toen
  187. tot
  188. voor
  189. wanneer
  190. zo
  191. zolang
  192. aan
  193. achter
  194. af
  195. beneden
  196. bij
  197. binnen
  198. boven
  199. buiten
  200. door
  201. in
  202. langs
  203. na
  204. naar
  205. om
  206. onder
  207. op
  208. over
  209. rond
  210. sedert
  211. sinds
  212. te
  213. tegen
  214. tegenover
  215. ten
  216. tot
  217. tussen
  218. uit
  219. voor
  220. voorbij
  221. zonder
  222. je
  223. me
  224. mij
  225. u
  226. aanbieden
  227. aandoen
  228. aankijken
  229. aankleden
  230. aankomen
  231. aankondigen
  232. aannemen
  233. aanpassen
  234. aansluiten
  235. aantrekken
  236. aanvaarden
  237. aanvragen
  238. aanwijzen
  239. aanzien
  240. aarzelen
  241. achten
  242. achterblijven
  243. afhangen
  244. afkomen
  245. aflopen
  246. afnemen
  247. afpakken
  248. afsluiten
  249. afvegen
  250. afvragen
  251. afwachten
  252. antwoorden
  253. beantwoorden
  254. bedanken
  255. bedenken
  256. bedienen
  257. bedoelen
  258. bedragen
  259. beginnen
  260. begrijpen
  261. behandelen
  262. behouden
  263. bekendmaken
  264. bekennen
  265. bekijken
  266. beleven
  267. bellen
  268. beloven
  269. beoordelen
  270. bepalen
  271. beperken
  272. bereiken
  273. beschermen
  274. bestaan
  275. besteden
  276. bestellen
  277. betalen
  278. betekenen
  279. betreffen
  280. betrekken
  281. bevallen
  282. bevatten
  283. bevinden
  284. bewaren
  285. bewegen
  286. beweren
  287. bewijzen
  288. bezitten
  289. bezoeken
  290. bidden
  291. bieden
  292. bijdragen
  293. binden
  294. binnenkomen
  295. blijken
  296. blijven
  297. branden
  298. breken
  299. brengen
  300. buigen
  301. constateren
  302. controleren
  303. dalen
  304. danken
  305. dansen
  306. deelnemen
  307. delen
  308. denken
  309. dienen
  310. doden
  311. doen
  312. doorbrengen
  313. doordringen
  314. doorgaan
  315. doorlopen
  316. draaien
  317. dragen
  318. dreigen
  319. drijven
  320. dringen
  321. drinken
  322. dromen
  323. drukken
  324. duren
  325. durven
  326. dwingen
  327. eindigen
  328. eisen
  329. erkennen
  330. eruitzien
  331. ervaren
  332. eten
  333. fluisteren
  334. functioneren
  335. gaan
  336. gebeuren
  337. gebruiken
  338. gelden
  339. geloven
  340. genieten
  341. geven
  342. glijden
  343. glimlachen
  344. glimmen
  345. goedkeuren
  346. goedvinden
  347. gooien
  348. grijpen
  349. groeien
  350. groeten
  351. halen
  352. handelen
  353. handhaven
  354. hangen
  355. hebben
  356. heersen
  357. helpen
  358. herhalen
  359. herinneren
  360. herkennen
  361. herstellen
  362. heten
  363. hoeven
  364. hopen
  365. horen
  366. houden
  367. huilen
  368. huren
  369. ingaan
  370. inhouden
  371. innemen
  372. instappen
  373. instellen
  374. interesseren
  375. invoeren
  376. inzien
  377. kennen
  378. kennismaken
  379. keren
  380. kiezen
  381. kijken
  382. klagen
  383. kleren
  384. klimmen
  385. klinken
  386. kloppen
  387. koken
  388. komen
  389. kopen
  390. kosten
  391. krijgen
  392. kruipen
  393. kunnen
  394. lachen
  395. laten
  396. leggen
  397. leiden
  398. lenen
  399. leren
  400. letten
  401. leven
  402. leveren
  403. lezen
  404. liegen
  405. liggen
  406. lijden
  407. lijken
  408. logeren
  409. lopen
  410. luiden
  411. luisteren
  412. lukken
  413. maken
  414. mededelen
  415. meebrengen
  416. meedelen
  417. meedoen
  418. meegaan
  419. meemaken
  420. meenemen
  421. meevallen
  422. menen
  423. mengen
  424. merken
  425. missen
  426. moeten
  427. mogen
  428. nadenken
  429. naderen
  430. neerleggen
  431. neerzetten
  432. nemen
  433. noemen
  434. oefenen
  435. omdraaien
  436. omgaan
  437. omkeren
  438. onderhandelen
  439. onderscheiden
  440. onderzoeken
  441. ontbreken
  442. ontdekken
  443. onthouden
  444. ontmoeten
  445. ontstaan
  446. ontvangen
  447. ontwikkelen
  448. opbellen
  449. opbrengen
  450. opendoen
  451. openen
  452. opeten
  453. opgaan
  454. opgeven
  455. ophalen
  456. opheffen
  457. ophouden
  458. opkijken
  459. opkomen
  460. opleveren
  461. oplopen
  462. oplossen
  463. opmerken
  464. opnemen
  465. oppassen
  466. oprichten
  467. opschieten
  468. opstaan
  469. opstellen
  470. optillen
  471. optreden
  472. optrekken
  473. opvallen
  474. opzetten
  475. opzoeken
  476. organiseren
  477. overblijven
  478. overgaan
  479. overlijden
  480. oversteken
  481. overtuigen
  482. overwegen
  483. pakken
  484. parkeren
  485. passen
  486. peinzen
  487. plaatsen
  488. plaatsvinden
  489. plegen
  490. praten
  491. proberen
  492. proeven
  493. protesteren
  494. publiceren
  495. raken
  496. reageren
  497. realiseren
  498. redden
  499. regelen
  500. regenen
  501. reiken
  502. reizen
  503. rekenen
  504. rennen
  505. reserveren
  506. richten
  507. rijden
  508. roepen
  509. roken
  510. rusten
  511. scheiden
  512. schelen
  513. schenken
  514. scheppen
  515. scheuren
  516. schieten
  517. schijnen
  518. schilderen
  519. schoonmaken
  520. schrijven
  521. schrikken
  522. schudden
  523. schuiven
  524. slaan
  525. slagen
  526. slapen
  527. slopen
  528. sluiten
  529. smaken
  530. snappen
  531. snijden
  532. spelen
  533. spijten
  534. spreken
  535. springen
  536. staan
  537. stappen
  538. staren
  539. steken
  540. stelen
  541. stellen
  542. stemmen
  543. sterven
  544. steunen
  545. stijgen
  546. stoppen
  547. streven
  548. strijken
  549. studeren
  550. sturen
  551. tanken
  552. tegenvallen
  553. tekenen
  554. telefoneren
  555. tellen
  556. terugkeren
  557. terugkomen
  558. thuiskomen
  559. toegeven
  560. toelaten
  561. toepassen
  562. toevoegen
  563. tonen
  564. trachten
  565. treden
  566. treffen
  567. trekken
  568. uitbreiden
  569. uitdelen
  570. uitdoen
  571. uitdrukken
  572. uitgaan
  573. uitgeven
  574. uitkijken
  575. uitkleden
  576. uitkomen
  577. uitleggen
  578. uitmaken
  579. uitnodigen
  580. uitoefenen
  581. uitspreken
  582. uitstappen
  583. uitsteken
  584. uittrekken
  585. uitvoeren
  586. uitzoeken
  587. vallen
  588. vangen
  589. varen
  590. vaststellen
  591. vechten
  592. veranderen
  593. verbazen
  594. verbergen
  595. verbieden
  596. verbinden
  597. verdelen
  598. verdienen
  599. verdwijnen
  600. verenigen
  601. vergelijken
  602. vergeten
  603. vergissen
  604. verheugen
  605. verhogen
  606. verhuizen
  607. verhuren
  608. verkeren
  609. verklaren
  610. verkopen
  611. verkrijgen
  612. verlangen
  613. verlaten
  614. verlenen
  615. verliezen
  616. vermelden
  617. vermoeden
  618. vernemen
  619. veroorzaken
  620. verplegen
  621. verplichten
  622. verrichten
  623. verschijnen
  624. verschillen
  625. verstaan
  626. versterken
  627. vertalen
  628. vertellen
  629. vertonen
  630. vertrekken
  631. vervangen
  632. vervelen
  633. vervolgen
  634. vervullen
  635. verwachten
  636. verwijderen
  637. verwonderen
  638. verzamelen
  639. verzekeren
  640. verzetten
  641. verzorgen
  642. vestigen
  643. vieren
  644. vinden
  645. vliegen
  646. vluchten
  647. voelen
  648. voeren
  649. voetballen
  650. voldoen
  651. volgen
  652. voorbereiden
  653. voorkomen
  654. voorstellen
  655. voortzetten
  656. voorzien
  657. vormen
  658. vragen
  659. vrezen
  660. vullen
  661. waaien
  662. wachten
  663. wandelen
  664. wassen
  665. weggaan
  666. weigeren
  667. wekken
  668. wennen
  669. wensen
  670. werken
  671. werpen
  672. weten
  673. wezen
  674. wijzen
  675. willen
  676. winnen
  677. wonen
  678. worden
  679. zakken
  680. zeggen
  681. zenden
  682. zetten
  683. zien
  684. zingen
  685. zitten
  686. zoeken
  687. zorgen
  688. zuchten
  689. zullen
  690. zwemmen
  691. zwijgen
  692. geleden
  693. aandeel
  694. aantal
  695. aanzien
  696. adres
  697. advies
  698. afscheid
  699. akkoord
  700. antwoord
  701. arm
  702. artikel
  703. bad
  704. bed
  705. bedrag
  706. bedrijf
  707. beeld
  708. been
  709. beest
  710. beetje
  711. begin
  712. begrip
  713. belang
  714. beleid
  715. bericht
  716. beroep
  717. bestaan
  718. bestuur
  719. bezoek
  720. bezwaar
  721. bier
  722. bij
  723. blad
  724. blik
  725. blik
  726. bloed
  727. blok
  728. boek
  729. boord
  730. bord
  731. bos
  732. brood
  733. broodje
  734. buitenland
  735. bureau
  736. cadeau
  737. café
  738. centrum
  739. christen
  740. cijfer
  741. college
  742. congres
  743. contact
  744. dak
  745. dal
  746. datum
  747. deel
  748. deken
  749. detail
  750. dier
  751. ding
  752. diploma
  753. doek
  754. doel
  755. dorp
  756. druk
  757. duur
  758. ei
  759. eiland
  760. eind
  761. einde
  762. element
  763. erg
  764. eten
  765. examen
  766. feest
  767. feit
  768. figuur
  769. figuur
  770. fout
  771. fruit
  772. gas
  773. gat
  774. gebaar
  775. gebied
  776. gebouw
  777. gebrek
  778. gebruik
  779. gedeelte
  780. gedrag
  781. geduld
  782. gegeven
  783. geheel
  784. geheim
  785. gek
  786. geld
  787. gelijk
  788. geloof
  789. geluid
  790. geluk
  791. genoegen
  792. gesprek
  793. gevaar
  794. geval
  795. gevoel
  796. gevoelen
  797. gevolg
  798. geweld
  799. gezag
  800. gezelschap
  801. gezicht
  802. gezin
  803. glas
  804. goed
  805. gordijn
  806. goud
  807. gram
  808. gras
  809. gulden
  810. haar
  811. haast
  812. hart
  813. haven
  814. hek
  815. hoofd
  816. horloge
  817. hotel
  818. hout
  819. huis
  820. huishouden
  821. huwelijk
  822. ideaal
  823. idee
  824. ijs
  825. ijzer
  826. initiatief
  827. instrument
  828. inzicht
  829. jaar
  830. jasje
  831. jongen
  832. kabinet
  833. kader
  834. kamp
  835. kantoor
  836. karakter
  837. keuken
  838. kilo
  839. kind
  840. klimaat
  841. kosten
  842. kruispunt
  843. kussen
  844. kwaad
  845. kwart
  846. laken
  847. land
  848. lawaai
  849. leer
  850. leer
  851. leger
  852. leven
  853. lichaam
  854. licht
  855. lid
  856. lied
  857. lijf
  858. loon
  859. maal
  860. maal
  861. materiaal
  862. medicijn
  863. meisje
  864. mes
  865. middel
  866. midden
  867. milieu
  868. miljoen
  869. ministerie
  870. misbruik
  871. misverstand
  872. moment
  873. morgen
  874. nadeel
  875. najaar
  876. nieuws
  877. niveau
  878. noorden
  879. nummer
  880. ogenblik
  881. onderwerp
  882. onderwijs
  883. onderzoek
  884. ongeluk
  885. ontbijt
  886. oog
  887. oor
  888. oordeel
  889. oosten
  890. optreden
  891. opzicht
  892. orgel
  893. overhemd
  894. overleg
  895. paar
  896. paard
  897. pak
  898. paleis
  899. papier
  900. park
  901. parlement
  902. pas
  903. Pasen
  904. pen
  905. personeel
  906. Pinksteren
  907. plan
  908. plein
  909. plezier
  910. politiek
  911. principe
  912. probleem
  913. procent
  914. proces
  915. product
  916. program
  917. programma
  918. publiek
  919. punt
  920. punt
  921. raam
  922. rapport
  923. recht
  924. record
  925. reden
  926. regen
  927. restaurant
  928. resultaat
  929. retour
  930. rijk
  931. schip
  932. schot
  933. seizoen
  934. signalement
  935. slachtoffer
  936. slot
  937. snoep
  938. soort
  939. spel
  940. spoor
  941. standpunt
  942. station
  943. steen
  944. stof
  945. stof
  946. strand
  947. stuk
  948. succes
  949. systeem
  950. teen
  951. teken
  952. terrein
  953. tientje
  954. toneel
  955. toren
  956. totaal
  957. touw
  958. type
  959. uur
  960. vak
  961. veld
  962. verband
  963. verblijf
  964. verdriet
  965. verhaal
  966. verkeer
  967. verlangen
  968. verleden
  969. verlies
  970. vermoeden
  971. verschijnsel
  972. verschil
  973. verstand
  974. vertrek
  975. vertrouwen
  976. vervoer
  977. verzet
  978. verzoek
  979. vierkant
  980. vlak
  981. vlees
  982. vliegtuig
  983. volk
  984. voorbeeld
  985. voordeel
  986. voorjaar
  987. voorstel
  988. voorwerp
  989. vrachtwagen
  990. vuur
  991. wagen
  992. wagen
  993. wapen
  994. water
  995. weer
  996. weg
  997. werk
  998. werkzaamheden
  999. westen
  1000. wezen
  1001. wonder
  1002. woord
  1003. zand
  1004. ziekenhuis
  1005. zilver
  1006. zout
  1007. zuiden
  1008. zus
  1009. zuster
  1010. zwembad
  1011. 'ns
  1012. 'r
  1013. 's
  1014. 't
  1015. aandacht
  1016. aangezien
  1017. aankomst
  1018. aankondiging
  1019. aanleg
  1020. aanleiding
  1021. aanzienlijk
  1022. aard
  1023. aardappel
  1024. aarde
  1025. absoluut
  1026. achtergrond
  1027. achteruit
  1028. actie
  1029. activiteit
  1030. afdeling
  1031. afhankelijk
  1032. afspraak
  1033. afstand
  1034. agent
  1035. al
  1036. alle
  1037. allebei
  1038. allemaal
  1039. allerlei
  1040. alles
  1041. als
  1042. alsjeblieft
  1043. alsof
  1044. althans
  1045. altijd
  1046. alweer
  1047. ambassade
  1048. ambtenaar
  1049. ander
  1050. anderhalf
  1051. anders
  1052. anderzijds
  1053. angst
  1054. apart
  1055. apotheek
  1056. appel
  1057. april
  1058. arbeid
  1059. arbeider
  1060. arts
  1061. augustus
  1062. auto
  1063. avond
  1064. baan
  1065. baard
  1066. baas
  1067. baby
  1068. bagage
  1069. bakker
  1070. bal
  1071. band
  1072. bang
  1073. bank
  1074. basis
  1075. bedoeling
  1076. bedroefd
  1077. begrijpelijk
  1078. behalve
  1079. behandeling
  1080. behoefte
  1081. behoorlijk
  1082. beide
  1083. bekend
  1084. belachelijk
  1085. belangrijk
  1086. belangstelling
  1087. belasting
  1088. beleefd
  1089. benzine
  1090. bepaald
  1091. bereid
  1092. berg
  1093. beschikbaar
  1094. betekenis
  1095. beter
  1096. betrekkelijk
  1097. betrekking
  1098. beurs
  1099. beurt
  1100. bevolking
  1101. beweging
  1102. bewoner
  1103. bewust
  1104. bezet
  1105. bijdrage
  1106. bijvoorbeeld
  1107. bijzonder
  1108. bioscoop
  1109. bitter
  1110. blank
  1111. blauw
  1112. blijkbaar
  1113. blind
  1114. bloem
  1115. bloes
  1116. blouse
  1117. bodem
  1118. boel
  1119. boer
  1120. bon
  1121. boodschap
  1122. boom
  1123. boos
  1124. boot
  1125. borst
  1126. boterham
  1127. bouw
  1128. bouwen
  1129. bovendien
  1130. brand
  1131. breed
  1132. brief
  1133. bril
  1134. broek
  1135. broer
  1136. brommer
  1137. brug
  1138. bruin
  1139. buik
  1140. buitengewoon
  1141. buitenlands
  1142. burgemeester
  1143. bus
  1144. buur
  1145. buurt
  1146. caravan
  1147. cassette
  1148. cd
  1149. cent
  1150. centiem
  1151. centimeter
  1152. centraal
  1153. chauffeur
  1154. chef
  1155. chemisch
  1156. christelijk
  1157. circa
  1158. citroen
  1159. club
  1160. collega
  1161. commissie
  1162. computer
  1163. conclusie
  1164. consequentie
  1165. crisis
  1166. cultuur
  1167. cursus
  1168. daad
  1169. daar
  1170. daarna
  1171. daarom
  1172. dadelijk
  1173. dagelijks
  1174. dame
  1175. dank
  1176. dankbaar
  1177. dankzij
  1178. de
  1179. december
  1180. definitief
  1181. degelijk
  1182. degelijk
  1183. degene
  1184. democratie
  1185. dergelijk
  1186. deze
  1187. dezelfde
  1188. dicht
  1189. dichtbij
  1190. dief
  1191. diegene
  1192. dienst
  1193. diep
  1194. dik
  1195. dikwijls
  1196. dinsdag
  1197. direct
  1198. directeur
  1199. disco
  1200. discussie
  1201. dit
  1202. dochter
  1203. dokter
  1204. dom
  1205. dominee
  1206. donderdag
  1207. donker
  1208. dood
  1209. doordat
  1210. doos
  1211. dorst
  1212. douche
  1213. draad
  1214. droog
  1215. droom
  1216. drug
  1217. druk
  1218. dubbel
  1219. duidelijk
  1220. dun
  1221. dus
  1222. duur
  1223. d'r
  1224. echt
  1225. echter
  1226. economie
  1227. economisch
  1228. één
  1229. eenheid
  1230. eenmaal
  1231. eentje
  1232. eenzaam
  1233. eer
  1234. eerder
  1235. eerlijk
  1236. eeuw
  1237. eigenaar
  1238. eigenlijk
  1239. eindelijk
  1240. eis
  1241. elders
  1242. elektrisch
  1243. elk
  1244. elkaar
  1245. emmer
  1246. en
  1247. ene
  1248. enerzijds
  1249. enigszins
  1250. enorm
  1251. enzovoorts
  1252. er
  1253. ergens
  1254. ervaring
  1255. evenals
  1256. evengoed
  1257. evenmin
  1258. eventjes
  1259. eventueel
  1260. extra
  1261. fabriek
  1262. factor
  1263. familie
  1264. februari
  1265. feitelijk
  1266. fel
  1267. fiets
  1268. fijn
  1269. file
  1270. film
  1271. financieel
  1272. flat
  1273. flauw
  1274. fles
  1275. foto
  1276. foto
  1277. fout
  1278. fout
  1279. fraai
  1280. friet
  1281. fris
  1282. frites
  1283. functie
  1284. gang
  1285. garage
  1286. gast
  1287. gauw
  1288. gebeurtenis
  1289. gedachte
  1290. gedurende
  1291. geel
  1292. geest
  1293. geestelijk
  1294. gek
  1295. gelegenheid
  1296. geleidelijk
  1297. gelijk
  1298. gemakkelijk
  1299. gemeenschap
  1300. gemeenschappelijk
  1301. gemeente
  1302. generatie
  1303. geregeld
  1304. gering
  1305. gerust
  1306. geschiedenis
  1307. geschikt
  1308. gestalte
  1309. getrouwd
  1310. geur
  1311. gevaarlijk
  1312. gewoon
  1313. gewoonlijk
  1314. gewoonte
  1315. gezond
  1316. gezondheid
  1317. gisteravond
  1318. gisterenavond
  1319. glans
  1320. god
  1321. goed
  1322. goedemiddag
  1323. goedenacht
  1324. goedenavond
  1325. goedendag
  1326. goedkoop
  1327. golf
  1328. graag
  1329. grap
  1330. gratis
  1331. grens
  1332. grijs
  1333. groen
  1334. groente
  1335. groenteman
  1336. groep
  1337. groet
  1338. grond
  1339. groot
  1340. haar
  1341. haast
  1342. half
  1343. hallo
  1344. hand
  1345. handel
  1346. hard
  1347. hartelijk
  1348. heel
  1349. heer
  1350. heerlijk
  1351. heet
  1352. helder
  1353. heleboel
  1354. helemaal
  1355. helft
  1356. hem
  1357. hemel
  1358. herfst
  1359. herinnering
  1360. het
  1361. hetzelfde
  1362. heuvel
  1363. hier
  1364. hij
  1365. historisch
  1366. hoe
  1367. hoed
  1368. hoek
  1369. hoeveel
  1370. hoeveelheid
  1371. hoewel
  1372. hond
  1373. honger
  1374. hoofdzakelijk
  1375. hoog
  1376. hoogte
  1377. hoop
  1378. houding
  1379. huiskamer
  1380. hulp
  1381. hut
  1382. huur
  1383. ieder
  1384. iemand
  1385. ik
  1386. immers
  1387. inderdaad
  1388. indertijd
  1389. indien
  1390. individueel
  1391. indruk
  1392. industrie
  1393. industrieel
  1394. ineens
  1395. informatie
  1396. ingang
  1397. ingenieur
  1398. ingewikkeld
  1399. inhoud
  1400. inlichting
  1401. inmiddels
  1402. instantie
  1403. instelling
  1404. interessant
  1405. internationaal
  1406. invloed
  1407. ja
  1408. jacht
  1409. jammer
  1410. januari
  1411. jas
  1412. jawel
  1413. jeugd
  1414. jij
  1415. jong
  1416. jou
  1417. journalist
  1418. jouw
  1419. juffrouw
  1420. juist
  1421. juli
  1422. juni
  1423. jurk
  1424. kaart
  1425. kaas
  1426. kamer
  1427. kans
  1428. kant
  1429. kapitein
  1430. kapot
  1431. kapper
  1432. kast
  1433. kat
  1434. katholiek
  1435. keel
  1436. keer
  1437. kelder
  1438. kennelijk
  1439. kennis
  1440. kerel
  1441. kerk
  1442. kermis
  1443. Kerstmis
  1444. keus
  1445. keuze
  1446. kiezer
  1447. kilometer
  1448. kip
  1449. kist
  1450. klaar
  1451. klant
  1452. klap
  1453. klas
  1454. klasse
  1455. klein
  1456. kleur
  1457. klok
  1458. knap
  1459. knie
  1460. knoop
  1461. koe
  1462. koek
  1463. koers
  1464. koffer
  1465. koffie
  1466. koning
  1467. koningin
  1468. koninklijk
  1469. kop
  1470. kort
  1471. kous
  1472. kraan
  1473. kracht
  1474. krant
  1475. kring
  1476. kritiek
  1477. kritisch
  1478. kunst
  1479. kunstenaar
  1480. kus
  1481. kust
  1482. kwaad
  1483. kwalijk
  1484. kwaliteit
  1485. kwestie
  1486. kwijt
  1487. laag
  1488. laars
  1489. laat
  1490. lamp
  1491. landbouw
  1492. lang
  1493. langzaam
  1494. langzamerhand
  1495. last
  1496. leeftijd
  1497. leeg
  1498. leerling
  1499. leider
  1500. leiding
  1501. lekker
  1502. lelijk
  1503. lente
  1504. lepel
  1505. leraar
  1506. les
  1507. letter
  1508. leuk
  1509. lezer
  1510. licht
  1511. lief
  1512. liefde
  1513. liever
  1514. lijn
  1515. lijst
  1516. limonade
  1517. links
  1518. lip
  1519. liter
  1520. logisch
  1521. loop
  1522. lucht
  1523. lucifer
  1524. luid
  1525. lunch
  1526. m'n
  1527. ma
  1528. maaltijd
  1529. maandag
  1530. maandag
  1531. maar
  1532. maart
  1533. maat
  1534. maatregel
  1535. maatschappelijk
  1536. maatschappij
  1537. machine
  1538. macht
  1539. mager
  1540. makkelijk
  1541. mama
  1542. mamma
  1543. man
  1544. manier
  1545. mantel
  1546. markt
  1547. massa
  1548. mat
  1549. mate
  1550. mede
  1551. mee
  1552. meerderheid
  1553. meest
  1554. meestal
  1555. meester
  1556. mei
  1557. meid
  1558. mekaar
  1559. melk
  1560. meneer
  1561. mening
  1562. mens
  1563. menselijk
  1564. met
  1565. meter
  1566. methode
  1567. mevrouw
  1568. middag
  1569. middelbaar
  1570. mijn
  1571. mijnheer
  1572. militair
  1573. min
  1574. minister
  1575. minst
  1576. misdaad
  1577. misschien
  1578. modern
  1579. moe
  1580. moed
  1581. moeder
  1582. moeilijk
  1583. moeilijkheid
  1584. moeite
  1585. mogelijk
  1586. mogelijkheid
  1587. mond
  1588. mooi
  1589. moord
  1590. muur
  1591. muziek
  1592. naam
  1593. naast
  1594. nacht
  1595. nadat
  1596. nader
  1597. nadruk
  1598. name
  1599. namelijk
  1600. nat
  1601. nationaal
  1602. nationaliteit
  1603. natuur
  1604. natuurlijk
  1605. nauw
  1606. nauwelijks
  1607. nee
  1608. neer
  1609. negatief
  1610. nergens
  1611. net
  1612. netjes
  1613. neus
  1614. niemand
  1615. niet
  1616. niets
  1617. nietwaar
  1618. nieuw
  1619. niks
  1620. noch
  1621. nog
  1622. nogal
  1623. nogmaals
  1624. noodzakelijk
  1625. nooit
  1626. norm
  1627. normaal
  1628. nota
  1629. nou
  1630. november
  1631. nu
  1632. ochtend
  1633. of
  1634. officieel
  1635. officier
  1636. ofschoon
  1637. oktober
  1638. oma
  1639. omdat
  1640. omgeving
  1641. omhoog
  1642. omlaag
  1643. omstandigheid
  1644. onafhankelijk
  1645. onbekend
  1646. ondanks
  1647. onderhandeling
  1648. onderneming
  1649. onderwijzer
  1650. ongetwijfeld
  1651. ongeveer
  1652. onlangs
  1653. onmiddellijk
  1654. onmogelijk
  1655. ontwikkeling
  1656. ontzettend
  1657. onzin
  1658. ooit
  1659. ook
  1660. oom
  1661. oorlog
  1662. oorspronkelijk
  1663. oorzaak
  1664. opa
  1665. opbouwen
  1666. opdracht
  1667. opeens
  1668. openbaar
  1669. opening
  1670. operatie
  1671. opleiding
  1672. oplossing
  1673. opmerking
  1674. opnieuw
  1675. opvatting
  1676. oranje
  1677. orde
  1678. organisatie
  1679. oud
  1680. ouder
  1681. overal
  1682. overdag
  1683. overeenkomst
  1684. overheid
  1685. overigens
  1686. overwinning
  1687. pa
  1688. paal
  1689. paars
  1690. papa
  1691. pappa
  1692. pardon
  1693. particulier
  1694. partij
  1695. pas
  1696. pastoor
  1697. patiënt
  1698. per
  1699. perfect
  1700. periode
  1701. pers
  1702. persoon
  1703. persoonlijk
  1704. persoonlijkheid
  1705. pet
  1706. piano
  1707. pijn
  1708. pijp
  1709. plaat
  1710. plaats
  1711. plaatselijk
  1712. plank
  1713. plant
  1714. plat
  1715. ploeg
  1716. plotseling
  1717. plus
  1718. poging
  1719. politie
  1720. politiek
  1721. pop
  1722. positie
  1723. positief
  1724. post
  1725. pot
  1726. praktijk
  1727. praktisch
  1728. precies
  1729. president
  1730. prestatie
  1731. prijs
  1732. prins
  1733. prinses
  1734. productie
  1735. professor
  1736. protestants
  1737. provincie
  1738. qua
  1739. raad
  1740. raar
  1741. radio
  1742. rand
  1743. reactie
  1744. recht
  1745. rechter
  1746. rechts
  1747. reclame
  1748. redelijk
  1749. reeds
  1750. regel
  1751. regeling
  1752. regering
  1753. reis
  1754. reiziger
  1755. rekening
  1756. relatie
  1757. rest
  1758. revolutie
  1759. richting
  1760. rij
  1761. rijk
  1762. rijst
  1763. ring
  1764. rivier
  1765. rok
  1766. rol
  1767. roman
  1768. rond
  1769. rondom
  1770. rood
  1771. rook
  1772. rot
  1773. rug
  1774. ruim
  1775. ruimte
  1776. rust
  1777. ruzie
  1778. samenleving
  1779. samenwerking
  1780. schaal
  1781. schaduw
  1782. scherp
  1783. schitterend
  1784. schoen
  1785. school
  1786. schoon
  1787. schouder
  1788. schreeuwen
  1789. schrijver
  1790. schuld
  1791. schuur
  1792. seconde
  1793. seksueel
  1794. september
  1795. serie
  1796. sfeer
  1797. sigaret
  1798. situatie
  1799. sjaal
  1800. sla
  1801. slaap
  1802. slag
  1803. slager
  1804. slecht
  1805. slechts
  1806. sleutel
  1807. slim
  1808. smakelijk
  1809. smal
  1810. snel
  1811. sociaal
  1812. sociologie
  1813. sok
  1814. soldaat
  1815. somber
  1816. sommige
  1817. soms
  1818. sorry
  1819. spanning
  1820. speciaal
  1821. speler
  1822. spiegel
  1823. sport
  1824. sprake
  1825. staat
  1826. stad
  1827. staking
  1828. stal
  1829. stand
  1830. stap
  1831. steeds
  1832. stem
  1833. sterk
  1834. steun
  1835. stichting
  1836. stijl
  1837. stil
  1838. stilte
  1839. stoel
  1840. stok
  1841. straat
  1842. straf
  1843. strak
  1844. straks
  1845. streek
  1846. streep
  1847. streng
  1848. strijd
  1849. stroom
  1850. structuur
  1851. student
  1852. studie
  1853. stuk
  1854. subsidie
  1855. suiker
  1856. supermarkt
  1857. sympathie
  1858. taak
  1859. taal
  1860. tafel
  1861. tak
  1862. tamelijk
  1863. tand
  1864. tante
  1865. tas
  1866. taxi
  1867. technisch
  1868. tegelijk
  1869. tegenstander
  1870. tegenstelling
  1871. tekst
  1872. telefoon
  1873. teleurstelling
  1874. televisie
  1875. telkens
  1876. tenminste
  1877. tenslotte
  1878. tentoonstelling
  1879. ter
  1880. terecht
  1881. term
  1882. terug
  1883. terwijl
  1884. test
  1885. tevens
  1886. thans
  1887. thee
  1888. theorie
  1889. thuis
  1890. tijd
  1891. tijdens
  1892. titel
  1893. toch
  1894. tocht
  1895. toe
  1896. toekomst
  1897. toepassing
  1898. toerist
  1899. toestand
  1900. toestemming
  1901. tolk
  1902. ton
  1903. toon
  1904. top
  1905. totaal
  1906. traan
  1907. traditioneel
  1908. tram
  1909. trap
  1910. troep
  1911. trots
  1912. trouw
  1913. trouwen
  1914. trouwens
  1915. trui
  1916. tv
  1917. twijfel
  1918. typisch
  1919. uitdrukking
  1920. uiteindelijk
  1921. uiteraard
  1922. uiterst
  1923. uitgang
  1924. uitsluitend
  1925. uitspraak
  1926. uitstekend
  1927. uitvoering
  1928. uitzending
  1929. uitzendkracht
  1930. uitzien
  1931. universiteit
  1932. uw
  1933. vaag
  1934. vaak
  1935. vaas
  1936. vader
  1937. vakantie
  1938. van
  1939. vanaf
  1940. vanavond
  1941. vandaag
  1942. vandaan
  1943. vandaar
  1944. vanmiddag
  1945. vannacht
  1946. vanwege
  1947. vanzelf
  1948. vanzelfsprekend
  1949. vast
  1950. vent
  1951. ver
  1952. verandering
  1953. verder
  1954. verdienste
  1955. vereniging
  1956. vergadering
  1957. vergelijking
  1958. verhouding
  1959. verkeerd
  1960. verkiezing
  1961. verklaring
  1962. vermoedelijk
  1963. verontschuldiging
  1964. verrassing
  1965. vers
  1966. verschillend
  1967. verschrikkelijk
  1968. verte
  1969. vertegenwoordiger
  1970. vertrouwen
  1971. vervelend
  1972. verwachting
  1973. verwarming
  1974. via
  1975. vierkant
  1976. vies
  1977. vijand
  1978. vinger
  1979. vis
  1980. vlak
  1981. vloer
  1982. vlug
  1983. voet
  1984. vogel
  1985. vol
  1986. voldoende
  1987. volgend
  1988. volgens
  1989. vooral
  1990. voordat
  1991. voorgrond
  1992. voorstander
  1993. voorstelling
  1994. voortdurend
  1995. vooruit
  1996. voorwaarde
  1997. voorzitter
  1998. vork
  1999. vorm
  2000. vraag
  2001. vrede
  2002. vreemd
  2003. vrees
  2004. vreselijk
  2005. vreugde
  2006. vriend
  2007. vriendelijk
  2008. vriendin
  2009. vrij
  2010. vrijdag
  2011. vrijheid
  2012. vrijwel
  2013. vroeg
  2014. vroeger
  2015. vrolijk
  2016. vrouw
  2017. vrucht
  2018. vuil
  2019. waard
  2020. waarde
  2021. waardering
  2022. waarheid
  2023. waarom
  2024. waarschijnlijk
  2025. waarschuwen
  2026. wakker
  2027. wand
  2028. want
  2029. warm
  2030. wc
  2031. we
  2032. wedstrijd
  2033. week
  2034. weer
  2035. wees
  2036. weg
  2037. wegens
  2038. wel
  2039. weliswaar
  2040. wellicht
  2041. wens
  2042. wereld
  2043. werkelijk
  2044. werkelijkheid
  2045. werkgever
  2046. werking
  2047. werknemer
  2048. wet
  2049. wetenschap
  2050. wetenschappelijk
  2051. wettelijk
  2052. wijn
  2053. wijs
  2054. wijze
  2055. wil
  2056. wild
  2057. wind
  2058. winkel
  2059. winst
  2060. winter
  2061. wit
  2062. woensdag
  2063. wonderlijk
  2064. woning
  2065. zaak
  2066. zaal
  2067. zacht
  2068. zak
  2069. zaterdag
  2070. ze
  2071. zee
  2072. zeep
  2073. zeer
  2074. zeker
  2075. zekerheid
  2076. zelf
  2077. zelfs
  2078. zich
  2079. zichtbaar
  2080. ziek
  2081. ziekte
  2082. ziel
  2083. zij
  2084. zij
  2085. zijde
  2086. zijn
  2087. zin
  2088. zo
  2089. zo'n
  2090. zoals
  2091. zodat
  2092. zodoende
  2093. zodra
  2094. zoet
  2095. zogenaamd
  2096. zomer
  2097. zon
  2098. zondag
  2099. zoon
  2100. zorg
  2101. zout
  2102. zover
  2103. zowel
  2104. zuiver